Skip to main content
Top

2022 | Boek | 2. editie

Acute psychiatrie

Redacteuren: J.J. Luykx, J.K. Tijdink, C.H. Vinkers, L.D. de Witte

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit praktische, up-to-date en overzichtelijke boekje geeft de belangrijkste informatie over acute presentaties van psychiatrie-gerelateerde ziektebeelden. Dit zijn zowel presentaties van acute psychiatrische ziektebeelden als presentaties die het gevolg zijn van gebruik van psychofarmaca en genotsmiddelen. Het boekje Acute psychiatrie biedt praktische evidence-based informatie met gestandaardiseerde handvatten die direct toepasbaar zijn in de klinische praktijk.

De onderwerpen in deze geheel herziene tweede editie van Acute psychiatrie zijn geselecteerd omdat ze enerzijds veelvuldig voorkomen in de praktijk en anderzijds snelle actie vereisen van de behandelend arts. Dit boekje geeft hierdoor de juiste kennis zodat iedere arts snel kan handelen bij een acute psychiatrische presentatie. Dit geldt voor alle patiënten die door psychiaters (i.o.), huisartsen, artsen op de spoedeisende hulp, verpleegkundig specialisten en medewerkers van een crisisdienst worden gezien vanwege een acute psychiatrische presentatie.

De hoofdstukken hebben een vaste indeling: achtergrond, epidemiologie, differentiaaldiagnose, aandachtspunten (inzake anamnese, psychiatrisch onderzoek, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek) en behandeling. Waar relevant staan aandachtspunten genoemd voor de categorieën kinderen, adolescenten en mensen met een verstandelijke beperking. Adviezen voor ouderen zijn in de standaarden verwerkt in de onderdelen waar ze van toepassing zijn.

Acute psychiatrie is geschreven onder redactie van Jurjen Luykx, Joeri Tijdink, Christiaan Vinkers en Lot de Witte. Daarnaast hebben vele AIOS psychiatrie, psychiaters en andere experts meegeschreven aan de verschillende hoofdstukken.

Inhoudsopgave

Voorwerk
32. Erratum bij: Acute psychiatrie
J. J. Luykx, J. K. Tijdink, C. H. Vinkers, L. D. de Witte

Klinische presentaties van psychiatrische stoornissen

Voorwerk
1. Acute agitatie
Samenvatting
In het hoofdstuk Acute agitatie worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Met acute agitatie wordt bedoeld: een extreme, tijdelijke opwindingstoestand, die gepaard gaat met een geactiveerd centraal zenuwstelsel en die acuut (psychiatrische of somatische) zorg behoeft. Dit kan zich uiten in angst en agressie, al dan niet samen met toegenomen verbale en/of motorische activiteit.
G van Gelder, D. Sikkens, J. Steenmeijer, M. L. F. J. Bak, G. E. Jacobs, P. Naarding, R. L. van Ojen, E. M. Veltman, C. H. Vinkers
2. Psychotische episode
Samenvatting
In het hoofdstuk Psychotische episode worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Een psychose wordt gekenmerkt door stoornissen in het waarnemen en het denken en door geheel of gedeeltelijk verlies van contact met de werkelijkheid. Kernsymptomen zijn hallucinaties, wanen en formele denkstoornissen (afwijkingen in de vorm van het denken). De belangrijkste referentie om te bepalen of een gedachte, waarneming of gedraging niet overeenkomt met de werkelijkheid – dat wil zeggen: psychotisch is – wordt gevormd door de (culturele) omgeving, hetgeen een zekere subjectiviteit impliceert.
M. van den Bosch, J. Steenmeijer, H. E. Becker, R. S. Kahn, R. Bruggeman, C. H. Vinkers, J. J. Luykx
3. Manische episode
Samenvatting
In het hoofdstuk Manische episode worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Een manische episode is een in de loop van enige dagen tot soms weken ontstane verandering in stemming en activiteit, gekenmerkt door een dysfore (geprikkelde), expansieve (grensoverschrijdende) of eufore stemming met hyperactiviteit. De manische episode komt voor als onderdeel van een bipolaire of schizoaffectieve stoornis, of als gevolg van een somatische ziekte of gebruik van een middel. Meestal treedt een manie op in het kader van een bipolaire stoornis.
J. Renes, K. van Slobbe-Maijer, M. Hillegers, P. F. J. Schulte, R. W. Kupka, L. D. de Witte, J. J. Luykx
4. Depressieve episode
Samenvatting
In het hoofdstuk Depressieve episode worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Depressie staat op de tweede plaats van ziektes met de hoogste ziektelast (WHO 2015). Snelle en adequate herkenning en behandeling zijn daarom van essentieel belang. Overlijden als gevolg van suïcide komt voor bij 15 % van de subgroep met een ernstige depressie en bij 11 % van de opgenomen depressieve patiënten (ooit in de levensloop van een patiënt, niet per depressieve episode).
A. E. van Leeuwen, W. M. Tempelaar, C. G. Reichart, H. G. Ruhé, R. A. Schoevers, W. J. G. Hoogendijk, T. K. Birkenhäger, J. K. Tijdink
5. Suïcidaliteit
Samenvatting
In het hoofdstuk Suïcidaliteit worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Suïcidaliteit of ‘suïcidaal gedrag’ verwijst naar het geheel van gedachten, gevoelens, verbeelding, voorbereidingshandelingen en pogingen die een zekere intentie uitdrukken om zichzelf te doden. Het onderzoek naar de ernst en aard van suïcidaal gedrag is complex en de etiologie is multifactorieel. Daarbij heeft iedere patiënt een eigen wijze van presentatie van suïcidaliteit en vereist iedere suïcidale patiënt een persoonlijke en unieke behandeling die kan afwijken van de richtlijn. Dit hoofdstuk kan daarom niet een sluitend geheel van pasklare antwoorden geven op vragen inzake suïcidaliteit, maar geeft richting aan de beoordeling en behandeling.
J. Strous, W. M. Tempelaar, V. W. van den Bergh, J. Meerdinkveldboom, L. van Diermen, A. J. F. M. Kerkhof, J. K. Tijdink
6. Paniekaanval
Samenvatting
In het hoofdstuk Paniekaanval worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Een paniekaanval is een acute aanval van intense angst of intens onbehagen die binnen enkele minuten een piek bereikt en gekenmerkt wordt door een aantal lichamelijke en/of psychische symptomen. Een paniekaanval duurt meestal enkele minuten tot een halfuur en kan eenmalig vanuit het niets optreden bij iemand die verder gezond is. Ook komen paniekaanvallen voor in het kader van een psychiatrisch ziektebeeld (bijv. paniek- of andere angststoornis, obsessieve-compulsieve- en verwante stoornissen, trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, uni- of bipolaire stemmingsstoornissen, of psychotische stoornissen), gebruik of onttrekking van medicatie of drugs, of bij een somatische aandoening zoals een hart-, ademhalings-, vestibulaire of maag-darm-lever-aandoening.
T. Pattyn, V. W. van den Bergh, K. van Slobbe-Maijer, A. J. L. M. van Balkom, M. Figee, J. K. Tijdink
7. Acute stressstoornis
Samenvatting
In het hoofdstuk Acute stressstoornis worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. De acute stressstoornis (ASS) kan ontstaan na het meemaken van een potentieel traumatische gebeurtenis waarbij sprake was van (dreigende) dood, ernstige verwonding of seksueel geweld. Na blootstelling kunnen er acute stressklachten ontstaan, zoals traumatische herbelevingen in de vorm van herinneringen, nachtmerries of dissociatieve flashbacks, vermijdingsgedrag, prikkelbaarheid, slapeloosheid, concentratieproblemen, verhoogde waakzaamheid of opschrikreacties, somberheid en dissociatie. We spreken van een acute stressstoornis als er langer dan drie dagen, maar minder dan een maand minimaal 9 symptomen aanwezig zijn. De acute stoornis kan tot een maand na de gebeurtenis beginnen. Daarna moet de diagnose posttraumatische-stressstoornis (PTSS) worden overwogen.
T. Pattyn, V. W. van den Bergh, K. van Slobbe-Maijer, J. J. Luykx, A. J. L. M. van Balkom, M. Figee, M. van Zuiden, J. K. Tijdink
8. Katatonie
Samenvatting
In het hoofdstuk Katatonie worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Katatonie is een potentieel levensbedreigend heterogeen syndroom dat zich kenmerkt door motorische ontregeling. Katatonie kan optreden door verschillende psychiatrische en somatische aandoeningen, en door toxinen en medicijnen. De pathofysiologie en etiologie van katatonie zijn onbekend. Katatonie kan sluimerend of acuut beginnen.
H. C. van Mierlo, V. W. van den Bergh, P. N. van Harten, P. R. Doornebal-Bakker, L. D. de Witte
9. Delirium
Samenvatting
In het hoofdstuk Delirium worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Een delirium is een uiting van een acute diffuse cerebrale ontregeling door een lichamelijke ziekte, medicatie, intoxicatie of onttrekking. Een delirium is een stoornis in de aandacht en andere hogere cognitieve functies die binnen uren tot dagen begint en kan wisselen in ernst over de dag. Vaak is er tevens sprake van een ontregelde stemming en/of affect (bijv. somberheid, boosheid, agitatie, huilbuien, apathie) of veranderd gedrag (weglopen, agressie). Er wordt onderscheid gemaakt tussen een hyperactief, een hypoactief subtype en een gemengd subtype.
J. Steenmeijer, J. N. Schieveld, A. F. G. Leentjens, A. J. C. Slooter, L. D. de Witte
10. Eetstoornissen
Samenvatting
In het hoofdstuk Eetstoornissen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Eetstoornissen, zoals anorexia nervosa en boulimia nervosa, kunnen leiden tot verschillende acute somatische complicaties, waaronder ernstige ondervoeding, het ‘refeeding’-syndroom en complicaties bij gebruik van laxantia en braken (dehydratie en hypokaliëmie). In dit hoofdstuk worden ernstige ondervoeding en refeeding besproken. Ondervoeding kan leiden tot afwijkingen in verschillende orgaansystemen en uitmonden in autonome, metabole, dermatologische, endocrinologische en hematologische stoornissen. De acute complicaties van ernstige ondervoeding zijn dreigende uitputting, cardiale aritmie, nierinsufficiëntie, elektrolytstoornissen, ernstige hypothermie, infecties, hypoglykemie of zelfs een hypoglykemisch coma. Bij het herstarten van de inname van koolhydraten bij ondervoede patiënten kan het refeeding-syndroom optreden. Dit syndroom kenmerkt zich door verlaagde elektrolytenconcentraties in plasma, waarvan hypofosfatemie het vaakst voorkomt. Het pathofysiologische mechanisme bestaat uit stijging van de insulinewaarde en daardoor verschuiving van fosfaat, kalium en magnesium naar het intracellulaire milieu, vochtretentie en een relatief tekort aan vitamine B1. Symptomen van het refeeding-syndroom zijn het gevolg van de elektrolytstoornissen en verstoorde vochthuishouding, en kunnen variëren van geringe klachten tot ernstige en soms levensbedreigende verschijnselen: enkeloedeem, spierzwakte, misselijkheid, braken, obstipatie, paresthesieën, ataxie, dysartrie, tremor, gestoorde hogere cognitieve functies, insulten, coma, dyspnoe, ritmestoornissen, hartfalen, anemie, vertraagde wondgenezing, infecties, rabdomyolyse en multiorgaanfalen. Indien onvoldoende herkend en behandeld, kan het refeeding-syndroom levensbedreigend zijn. Ondervoeding en het refeeding-syndroom worden ook gezien bij andere stoornissen. De principes van handelen zijn dezelfde als die hier worden besproken, maar zullen in detail verschillen.
S. B. J. Oude Ophuis, K. van Slobbe-Maijer, H. W. Hoek, A. A. van Elburg, L. D. de Witte
11. Insomnie
Samenvatting
In het hoofdstuk Insomnie worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Insomnie wordt gedefinieerd als een tekort aan slaap door problemen met inslapen, doorslapen of vroeg ontwaken terwijl er wel voldoende tijd beschikbaar is om te slapen, leidend tot problemen in het dagelijks functioneren. Als de slaapstoornis minstens 3 nachten per week voorkomt en langer dan 3 maanden aanwezig is, wordt deze volgens de DSM-5 geclassificeerd als insomniastoornis. Slaapstoornissen, waaronder insomnie, zijn een diagnostisch criterium van verschillende psychiatrische aandoeningen. Deze standaard gaat over insomnie bij psychiatrische stoornissen, maar houdt rekening met niet-psychiatrische oorzaken van slaapproblemen. Slaapproblemen komen frequent voor en zijn vaak goed te behandelen. Het is van belang om de juiste diagnose te stellen en op de hoogte te zijn van de behandelopties.
L. D. de Witte, J. J. Luykx, G. E. Jacobs, V. W. van den Bergh, E. M. Veltman, J. W. Hop, C. H. Vinkers
12. Functioneel neurologische uitvalsverschijnselen
Samenvatting
In het hoofdstuk Functioneel neurologische uitvalsverschijnselen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Een functioneel neurologische stoornis (FNS) is een (tijdelijke) functiestoornis van de hersenen, zonder dat er blijvende schade is opgetreden. FNS kan zowel als een neurologische als als een psychiatrische aandoening worden gezien. FNS kenmerkt zich door onvrijwillige symptomen van motorische of sensorische functies, die niet verklaarbaar zijn door een bekende andere neurologische aandoening. Voorbeelden van symptomen zijn: parese of paralyse, abnormale bewegingen (tremor, dystonie, myoclonus, loopstoornis), slik- of spraakproblemen, zintuiglijke symptomen (blindheid, gehoorverlies, gevoelsstoornissen), aanvallen met schokkende bewegingen en wegrakingen.
L. M. Tak, J. J. Luykx

Klinische presentaties geassocieerd met psychofarmaca

Voorwerk
13. Inleiding klinische presentaties geassocieerd met psychofarmaca
Samenvatting
In deze inleiding tot de hoofdstukken over klinische presentaties geassocieerd met psychofarmaca wordt aangegeven waar meer informatie gevonden kan worden, waar bijwerkingen een gevolg van zijn en wat u moet doen bij nieuw ontstane, acute bijwerkingen.
L. D. de Witte, J. K. Tijdink, C. H. Vinkers, J. J. Luykx
14. Acute bewegingsstoornissen
Samenvatting
In het hoofdstuk Acute bewegingsstoornissen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Het beschrijft drie frequent voorkomende acute bewegingsstoornissen door psychofarmaca: acute dystonie, acute acathisie en parkinsonisme. Acute dystonie is een abnormale houding of spasme van de spieren en kan in alle spiergroepen optreden, maar meestal in het hoofdhalsgebied. Acute dystonie uit zich vaak met een veranderde houding of stand en kan leiden tot pijn, onrust en/of angst. Soms is er alleen een strak gevoel in de tong of keel. Acute dystonie kan gedurende de dag variëren of bewegingsafhankelijk zijn. Acute dystonie wordt meestal veroorzaakt door het starten of verhogen van een antipsychoticum en ontstaat binnen 7 dagen. Acute dystonie kan ook ontstaan bij het starten of verhogen van andere dopamine-antagonisten, zoals bepaalde anti-emetica, of het plotseling staken van anticholinergica en in een zeldzaam geval door gebruik van antidepressiva, lithium, cocaïne en anticonvulsiva. Een oculogyrische crisis kan ook later ontstaan bij een stabiele dosering antipsychoticum. Hierbij is de uitlokkende factor vaak stress of emotie waardoor de dystonie soms ten onrechte als psychogeen geïnterpreteerd wordt. Een oculogyrische crisis duurt meestal enkele minuten tot een kwartier en komt vaak terug. Laryngospasme is een zeldzame maar levensbedreigende vorm van acute dystonie.
C. Mentzel, W. M. Tempelaar, P. N. van Harten, P. R. Doornebal-Bakker, L. D. de Witte
15. Serotoninesyndroom
Samenvatting
In het hoofdstuk Serotoninesyndroom worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Het serotoninesyndroom is een zeldzame en potentieel levensbedreigende aandoening die wordt veroorzaakt door overmatige serotonineactiviteit in het centrale en perifere zenuwstelsel. De pathofysiologie wordt niet geheel begrepen, maar hangt samen met overmatige stimulatie van de serotonine 5-HT2A- en mogelijk ook 5-HT1A-receptoren. Kenmerkende trias van het serotoninesyndroom:neuromusculaire hyperactiviteit (tremor, spierrigiditeit, myoclonie, hyperreflexie, voetzoolreflex volgens Babinski beiderzijds);neuropsychiatrische symptomen (angst, hallucinaties, rusteloosheid, desoriëntatie, agitatie, gedaald bewustzijn);autonome hyperactiviteit/instabiliteit (transpiratie, tachycardie, hyperthermie, hypertensie, braken, diarree). Het spectrum van klinische bevindingen varieert van licht tot ernstig. Spierhypertonie, constante clonus en hyperthermie zijn tekenen van een ernstig, levensbedreigend serotoninesyndroom. Het serotoninesyndroom is meestal het gevolg van gelijktijdig gebruik van meerdere serotonerg werkende (genees)middelen, vooral wanneer deze middelen de serotonerge activiteit in de synapsspleet op verschillende manieren verhogen. Het is echter ook beschreven bij gebruik van slechts één middel; veelal na dosisverhoging of na overdosering. Het serotoninesyndroom ontstaat meestal binnen 6–24 uur na start of verandering in dosering en verdwijnt veelal binnen 24 uur na staken van het middel. Het serotoninesyndroom is een diagnose per exclusionem. Mogelijke complicaties van het serotoninesyndroom, vooral wanneer hyperthermie niet goed behandeld wordt, zijn: diffuse intravasale stolling, rabdomyolyse, metabole acidose, insulten, nierfalen, acute respiratoire insufficiëntie en overlijden.
E. van Otterdijk, L. E. de Wit, H. van Welie, J. A. van Waarde, P. Moleman, L. D. de Witte
16. Antidopaminerg syndroom*
Samenvatting
In het hoofdstuk Antidopaminerg syndroom worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Het antidopaminerg syndroom (voorheen maligne neurolepticasyndroom of maligne antipsychoticasyndroom genoemd) is een zeldzame maar levensbedreigende bijwerking van gebruik van medicijnen die de dopaminetransmissie veranderen. De pathofysiologie is onbekend, maar het lijkt op te treden als gevolg van een abrupte afname van centrale dopaminerge neurotransmissie. Het antidopaminerg syndroom kan een heterogene presentatie hebben. De drie karakteristieke symptomen zijn: hyperthermie, spierrigiditeit en een gestoord bewustzijn (van agitatie tot stupor of coma).
E. van Otterdijk, L. E. de Wit, H. van Welie, J. A. van Waarde, P. Moleman, L. D. de Witte
17. Onttrekking, intoxicatie en bijwerkingen van psychofarmaca
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat over klachten door geneesmiddelen die relevant zijn voor de acute situatie. In dit hoofdstuk worden per geneesmiddelengroep de volgende zaken besproken: symptomen van intoxicatie en onttrekking, en bijwerkingen die relevant zijn in de acute setting (dus niet uitputtend alle bijwerkingen). Bij antipsychotica is er een apart gedeelte over clozapine. Intoxicaties met NSAID’s en paracetamol worden behandeld omdat die in de praktijk vaak voorkomen. Ook worden relevante geneesmiddelinteracties van psychofarmaca besproken en is er apart aandacht voor psychofarmaca tijdens de zwangerschap en peri partum. 
G. E. Jacobs, R. Vis, L. E. de Wit, R. van Westrhenen, J. B. Zantvoord, F. G. A. Jansman, C. C. Kramers, H. H. Mulder, C. H. C.H. Vinkers
18. Psychofarmaca in de zwangerschap en peri partum
Samenvatting
De kennis over de effecten van psychofarmaca in de zwangerschap neemt nog steeds toe en de informatie veroudert (snel). Raadpleeg daarom altijd actuele informatiebronnen, zoals het Landelijk Kenniscentrum Psychiatrie en Zwangerschap (www.​lkpz.​nl) en Lareb (Moeders van Morgen, vroeger bekend als Teratologie Informatie Service (TIS)) (https://​www.​lareb.​nl/​tis-knowledge).
J. B. Zantvoord, R. Vis, R. van Westrhenen, F. G. A. Jansman, C. Kramers, H. Mulder, V. Bergink, M. Lambregtse-van den Berg, C. H. Vinkers

Klinische presentaties geassocieerd met psychoactieve middelen

Voorwerk
19. Intoxicaties met psychostimulerende middelen
Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties met psychostimulerende middelen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. De meestgebruikte illegale psychostimulantia zijn cocaïne (‘sneeuw’, ‘wit’, ‘sos’), amfetaminen (‘speed’, ‘pep’) en MDMA (‘ecstasy’, ‘xtc’). Daarnaast worden steeds vaker intoxicaties gezien met zogenoemde ‘nieuwe psychoactieve stoffen’ (NPS; ‘designer drugs’ of ‘research chemicals’). De meeste intoxicatiemeldingen met deze NPS betreffen de subgroep van de fenylethylaminen (bijv. 4-fluoramfetamine (Flakka, 4-FMP), 2-CB) en de synthetische cathinonen (bijv. 3-MMC (miauw-miauw) en 4-MMC (mefedron)). Deze subgroep van NPS hebben een stimulerende (amfetamineachtige) en entactogene werking, die in meer of minder mate, maar vooral bij de fenylethylaminen gepaard kan gaan met hallucinogene effecten.
A. F. A. Schellekens, M. Belgers, W. van den Brink, M. S. van Noorden, A. Batalla, J. Veraart, J. J. Luykx
20. Intoxicaties met hallucinogenen
Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties met hallucinogenen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Hallucinogenen veroorzaken vaak een acute verandering in denken, perceptie en stemming. Er bestaan natuurlijke hallucinogenen die gewonnen worden uit bepaalde paddenstoelen (paddo’s) of het schimmellichaam daarvan (truffels, tripknollen, psilocybine), cactussen (mescaline) of planten (ayahuasca, ibogaïne, salvia). Daarnaast zijn er synthetische hallucinogene stoffen zoals lsd (lysergzuurdi-ethylamide), PCP (fencyclidine) en ketamine.
A. F. A. Schellekens, M. Belgers, M. S. van Noorden, J. Veraart, A. Batalla, J. J. Luykx
21. Intoxicaties met en onthouding van GHB en GBL
Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties met en onthouding van GHB en GBL worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. GHB (gamma-hydroxyboterzuur) is een endogene neurotransmitter die bindt aan de excitatoire GHB-receptor. Bij gebruik van GHB worden ook andere receptoren (met lagere affiniteit voor GHB) gestimuleerd, waaronder de dempende GABA-B en in mindere mate ook de GABA-A-receptor. Bovendien is GHB zowel precursor als metaboliet van GABA. Door deze verschillende dempende effecten van GHB kan een grillig en gevaarlijk beeld ontstaan bij zowel intoxicatie als detoxificatie. In 2018 zijn er 7 sterfgevallen als gevolg van GHB-gebruik geregistreerd bij 150 gemelde incidenten op de SEH gerelateerd aan een geïsoleerde GHB-intoxicatie. Door de steile dosis-effectrelatie van GHB is de kans op overdosering groot. Hierbij kan de ademhaling worden onderdrukt en kan de patiënt comateus raken. Ook kunnen aspiratie en/of ademstilstand optreden.
W. van den Brink, M. Belgers, A. F. A. Schellekens, M. S. van Noorden, A. Batalla, J. J. Luykx
22. Intoxicaties met en onthouding van alcohol
Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties met en onthouding van alcohol worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. Bij alcoholgerelateerde problemen in de acute situatie kan het gaan om alcoholintoxicatie, alcoholonthouding, Wernicke-encefalopathie of een mengbeeld van een of meerdere van deze. Een Wernicke-encefalopathie is een ernstig neuropsychiatrisch ziektebeeld met hoge mortaliteit als gevolg van ernstige thiamine-deficiëntie. Dit ziektebeeld wordt vooral gezien bij chronisch alcoholisme, maar kan ook optreden bij zwangerschapsbraken, na maagverkleiningen en bij allerlei gastro-intestinale ziekten. De onderliggende neuropathologie is vrij typisch en bestaat uit laesies van de corpora mammillaria, de mediale thalamuskernen, diverse andere subcorticale kernen en/of de vermis van het cerebellum. Het belangrijkste doel bij verdenking van stoornissen in het gebruik van alcohol in de acute situatie is daarom het voorkomen of vroegtijdig behandelen van een thiamine-deficiëntie. Deze ontstaat bij mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol meestal door een combinatie van factoren: onvoldoende beschikbaarheid ten gevolge van slechte en eenzijdige voeding (behalve wanneer vitamine B1 reeds gesuppleerd wordt), verlies door frequent braken en diarree, verminderde resorptie door een alcoholische gastro-enteritis, toegenomen verbruik vanwege de metabolisering van ethanol en koolhydraten uit de alcoholhoudende dranken en door toename in verbruik van thiamine door een vaak gelijktijdig aanwezig gebrek aan magnesium.
M. Belgers, A. F. A. Schellekens, A. Batalla, R. R. Schür, W. van den Brink, G. Dom, N. J. M. Arts, J. J. Luykx
23. Intoxicaties met en onthouding van overige dempende middelen
Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties en onthouding van overige dempende middelen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. De meestgebruikte (illegale) sederende middelen zijn, naast alcohol en GHB (zie H. 21 en 22), in aflopende volgorde van frequentie in gebruik: benzodiazepines, cannabis, opioïden en lachgas. Cannabis (zeker bij een hoge THC/cannabidiol-ratio, zoals bij de meeste doorgekweekte cannabisvarianten het geval is), ketamine en lachgas kunnen naast sedatie ook hallucinogene effecten hebben. Benzodiazepine-agonisten worden gebruikt voor sedatie, de behandeling van angst- en slaapstoornissen en epilepsie. Wereldwijd bestaan er circa 50 verschillende benzodiazepine-agonisten. Deze zijn agonisten op de GABAA-receptor. Door het wijdverbreide gebruik komen intoxicaties met deze groep medicatie relatief vaak voor. Opioïden worden gedefinieerd als stoffen die een opioïde-receptor in het brein activeren. Ze kunnen worden onderverdeeld in de volgende soorten: natuurlijk voorkomende stoffen (bijv. morfine en codeïne), esterverbindingen van morfine (bijv. heroïne), synthetische (bijv. oxycodon, methadon en tramadol) en endogene stoffen (bijv. endorfines). Ook kunnen opioïden worden onderverdeeld naar affiniteit en sterkte van agonisme: een voorbeeld van een opioïde met hoge affiniteit voor opioïdereceptoren is fentanyl. Codeïne heeft een lage affiniteit, terwijl buprenorfine een hoge affiniteit met partieel agonisme heeft. Opioïden sorteren lichamelijke effecten vooral via 3 soorten receptoren: de μ, κ en δ. De belangrijkste medische indicatie is pijnbestrijding. De meeste opioïden worden gemetaboliseerd door de lever. Naast lachgas en cannabis vallen in deze categorie de antihistaminica (ofwel H1-receptorantagonisten, met name de centraal werkende) en barbituraten (die vooral het GABA-receptorcomplex stimuleren en tegenwoordig voor insomnie niet meer worden voorgeschreven). Deze middelen veroorzaken vrijwel dezelfde dempende effecten op het centraal zenuwstelsel als de eerdergenoemde benzodiazepines en opioïden.
J. Strous, J. B. Zantvoord, M. S. van Noorden, A. Batalla, A. F. A. Schellekens, M. Belgers, J. J. Luykx

Juridische zaken

Voorwerk
24. Wvggz of WGBO bij verplichte zorg?
Samenvatting
Behandeling in afstemming met en met toestemming van de patiënt moet altijd het streven zijn. Lukt dit niet en is behandeling noodzakelijk, dan kan eventuele verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) of onder de Wet inzake de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) vallen.
E. J. D. Prinsen, H. H. Tamsma
25. Dwangbehandeling onder de WGBO en wilsbekwaamheid
Samenvatting
Een medische behandeling mag alleen met geïnformeerde toestemming van de patiënt plaatsvinden of bij wilsonbekwaamheid van diens vertegenwoordiger. Behandel alleen met toestemming van de patiënt of zijn/haar vertegenwoordiger. Alleen in uitzonderingssituaties (acute situatie en geen tijd om vervangende toestemming te vragen/krijgen) kan hiervan worden afgeweken. Hierbij wordt uitgegaan van de wilsbekwaamheid van de patiënt. In de praktijk is het soms niet duidelijk of een patiënt wilsbekwaam is om een medische beslissing te nemen. De vraag of iemand wilsbekwaam is ten aanzien van een specifieke beslissing, ontstaat als de behandelend arts aanwijzingen heeft dat een patiënt het behandelvoorstel niet begrijpt, de gevolgen niet overziet of een niet te begrijpen beslissing neemt. Bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid moet de patiënt uitleg krijgen en bevraagd worden in voor hem/haar begrijpelijke taal. Bij (gedeeltelijke) wilsonbekwaamheid wordt vervangende geïnformeerde toestemming gevraagd.
J. A. Godschalx, A. J. E. Visscher, R. L. van Ojen, T. Stikker, A. J. K. Hondius, R. H. Zuijderhoudt, R. B. M. Keurentjes, C. H. Vinkers
26. Wvggz
Samenvatting
Verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is zorg waartegen iemand met een psychische stoornis zich verzet én waarbij die zorg desondanks toegepast wordt omdat deze noodzakelijk is om een (dreigend) ernstig nadeel af te wenden. Verzet kan zowel verbaal als gedragsmatig geboden worden. Elke beslissing tot het inzetten van verplichte zorg moet beoordeeld worden op grond van de subsidiariteit, proportionaliteit, doelmatigheid en veiligheid.
E. J. D. Prinsen, H. H. Tamsma
27. Beroepsgeheim
Samenvatting
Uitwisseling van informatie is toegestaan voor hulpverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandeling van de patiënt betrokken zijn (dus consulenten binnen het ziekenhuis die meebehandelen, doorgaans ook verwijzer en/of huisarts; dit geldt ook voor eventuele vervangers).Uitwisseling van informatie is ook toegestaan bij het informeren van de vertegenwoordiger van de wilsonbekwame patiënt.Alleen díe informatie mag verstrekt worden die noodzakelijk is om de vereiste taken uit te kunnen voeren.
J. A. Godschalx, A. J. E. Visscher, E. J. D. Prinsen, H. H. Tamsma, R. L. van Ojen, T. Stikker, A. J. K. Hondius, R. H. Zuijderhoudt, R. B. M. Keurentjes, C. H. Vinkers
28. Eenzijdig opzeggen behandelingsovereenkomst; gedwongen ontslag uit kliniek
Samenvatting
Eenzijdig opzeggen van de behandelingsovereenkomst door de patiënt kan vanuit juridisch oogpunt zonder problemen. De behandelaar zal onderzoeken wat de achtergrond is en – indien er wel een behandelindicatie is – de patiënt proberen te motiveren voor de behandeling. De noodzaak voor een Wvggz-kader dient te worden overwogen.Opzeggen van een behandelingsovereenkomst door de behandelaar en daarmee stoppen van de behandeling kan alleen om gewichtige redenen of als de medische indicatie voor de behandeling is vervallen.
E. J. D. Prinsen, H. H. Tamsma
29. Aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid
Samenvatting
Aansprakelijkheid is mogelijk via klachtrecht, tuchtrecht, strafrecht en civielrecht. 
J. A. Godschalx, A. J. E. Visscher, R. L. van Ojen, T. Stikker, A. J. K. Hondius, R. H. Zuijderhoudt, R. B. M. Keurentjes, C. H. Vinkers
30. Juridische zaken bij minderjarigen
Samenvatting
De Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) zijn geldig voor alle leeftijden, dus ook voor kinderen en adolescenten. In de WGBO worden leeftijds-gerelateerde beperkingen gelegd op de bevoegdheid van een minderjarige om een geneeskundige behandelingsovereenkomst aan te gaan en ook om toestemming te geven voor informatieverstrekking. De Wvggz maakt het mogelijk een CM of ZM aan te vragen om verplichte zorg op te kunnen leggen aan minderjarigen. De Wvggz volgt de WGBO als het gaat over instemming met of verzet tegen behandeling.
E. J. D. Prinsen, H. H. Tamsma, J. Steenmeijer
31. Huiselijk geweld (inclusief kindermishandeling)
Samenvatting
Bij vermoedens van geweld en onveiligheid voor kinderen is er de wettelijke plicht de meldcode te hanteren. Deze is doorlopend aan ontwikkeling onderhevig, waarbij de laatste versie te vinden is op de website van de KNMG: https://​www.​knmg.​nl/​advies-richtlijnen/​dossiers/​kindermishandeli​ng-en-huiselijk-geweld-5.​htm.
V. W. van den Bergh, L. Vogtländer, S. van Arum, W. M. Tempelaar
Nawerk
Meer informatie
Titel
Acute psychiatrie
Redacteuren
J.J. Luykx
J.K. Tijdink
C.H. Vinkers
L.D. de Witte
Copyright
2022
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-2801-7
Print ISBN
978-90-368-2800-0
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2801-7