2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk
9d Ouderenmishandeling
Auteur : Marian Adriaansen
Gepubliceerd in: Klinisch redeneren bij ouderen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Ouderenmishandeling kent diverse vormen: psychische mishandeling, lichamelijke mishandeling, financiële en materiële uitbuiting, geestelijke of lichamelijke verwaarlozing en seksueel misbruik (paragraaf 9d.1).
-
Ongeveer 5% van de ouderen wordt het slachtoffer van mishandeling. In Nederland worden naar schatting 200.000 ouderen mishandeld (paragraaf 9d.2).
-
Er zijn diverse risicofactoren voor het ontstaan van ouderenmishandeling. Een belangrijke factor is: afhankelijkheid van de oudere. Andere factoren zijn: klein en kwetsbaar sociaal netwerk, langdurige geschiedenis van geweld in de familie, ingrijpende life events, alsook overbelasting, afhankelijkheid of verslaving bij de pleger (paragraaf 9d.3.1).
-
Beschermende factoren zijn: weerbaarheid van de oudere, meer gedragsalternatieven bij de pleger, respijtzorg, uitbreiding van het sociale netwerk (paragraaf 9d.3.1).
-
In een assessment bij een vermoeden van ouderenmishandeling is het van belang alert te zijn op signalen bij de oudere zelf en bij zijn omgeving (zowel de mantelzorg als de professionele omgeving). De oudere zal de term mishandeling zelf nooit gebruiken (paragraaf 9d.3.1).
-
Elke zorginstelling is verplicht een beleid te hebben waarin de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling een plaats heeft (paragraaf 9d.3.1).
-
Een zorgorganisatie kan een aantal maatregelen nemen ter preventie van ouderenmishandeling door een medewerker: scholing, ondersteuning, klimaat scheppen waarin knelpunten en zorgen bespreekbaar zijn, beleidsvoering wat betreft grensoverschrijdend gedrag en sociale veiligheid (paragraaf 9d.3.2).
-
Bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is er een meldpunt voor ouderenmishandeling in de zorg. Maatregelen die de IGZ kan nemen, zijn het aanspannen van een tuchtrechtszaak bij BIG-geregistreerde professionals (dus ook bij verpleegkundigen), aangifte van de pleger bij het OM en een onderzoek naar het beleid van de instelling waar de pleger werkzaam is (paragraaf 9d.3.2).