Skip to main content

Tractus digestivus

11 Slokdarmoperaties

In dit hoofdstuk worden de operaties van de oesofagus beschreven. Begonnen wordt met het benoemen van de aandoeningen die aan de slokdarm kunnen voorkomen, zoals (zie paragraaf 11.1):

slokdarmvarices;

stricturen;

achalasie;

divertikels;

carcinomen.

Hierna wordt de diagnostiek behandeld die daarbij van toepassing is (zie paragraaf 11.2). Vervolgens worden de operatiemogelijkheden besproken (zie paragraaf 11.3).

De meest voorkomende operatiemogelijkheden zijn:

de transhiatale oesofagusresectie en het aanleggen van een buismaag. Ook de operatie-indicatie en het doel van de operatie worden genoemd (zie paragraaf 11.4). Hierbij horen de voorbereidingen, de specifieke benodigdheden en de operatieprocedure in de pre-, per- en postoperatieve fase (zie afbeeldingen 11.2 tot en met 11.6). In de peroperatieve fase is er aandacht voor de operatieprocedure van een bovenbuiklaparotomie en een halsexploratie waarbij de oesofago-gastrostomie-anastomose wordt gemaakt (zie paragraaf 11.4.1, 11.4.2 en 11.4.3);

de transthoracale oesofagusresectie. Ook de operatie-indicatie en het doel van de operatie worden genoemd (zie paragraaf 11.5). Daarnaast komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde met in de paragraaf over de preoperatieve fase specifieke aandacht voor het instrumentarium en de positionering (zie afbeelding 11.7). In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure met daarbij behorende thoracale incisie (zie afbeelding 11.8) en het sluiten van de thorax beschreven. In de paragraaf over de postoperatieve fase is specifieke aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 11.5.1, 11.5.2 en 11.5.3).

12 Maagoperaties

In dit hoofdstuk worden de aandoeningen en de operaties aan de maag beschreven en wordt een specifieke paragraaf gewijd aan aandoeningen van de maag bij kinderen.

In paragraaf 12.1 wordt de functie en de ligging van de maag uitgelegd (zie ook afbeelding 12.1).

De verschillende operatie-indicaties worden beschreven in paragraaf 12.2 en de specifieke kenmerken die horen bij:

verwondingen;

morbide obesitas;

maag- en duodenumzweren;

bloedingen;

perforaties;

carcinomen en de TNM-classificatie.

De diagnostiek en de specifiekere onderzoeken worden nader uitgelegd om tot de juiste diagnose te komen (zie paragraaf 12.3).

Alle toegepaste behandelingen bij maagcarcinomen en de reconstructie na een totale gastrectomie worden beschreven in paragraaf 12.4 en 12.5.

De meest toegepaste operatieprocedures zijn:

het laparoscopisch overhechten van een gastroduodenale ulcusperforatie. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.6). Hierbij komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde. In de paragraaf over de peroperatieve fase is aandacht voor het inbrengen van de trocarts (zie afbeelding 12.3) en de operatieprocedure (zie paragraaf 12.6.1, 12.6.2 en 12.6.3);

de partiële maagresectie en totale maagresectie. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.7). In de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase worden de specifieke aandachtsgebieden uitgelegd (zie paragraaf 12.7.1, 12.7.2 en 12.7.3). In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure van een partiële maagresectie beschreven en de daarbij horende reconstructie, zoals:

1.

de retrocolische gastrojejunotomie (zie afbeelding 12.5);

2.

de antecolische gastrojejunotomie (zie afbeelding 12.6);

3.

de jejunojejunotomie (zie afbeelding 12.7 en 12.8).

Vervolgens wordt de operatieprocedure beschreven van een totale maagresectie met de daarbij horende reconstructie. In de paragraaf over de postoperatieve fase worden de korte- en langetermijncomplicaties besproken zoals: bloedingen, naadlekkage, postoperatieve pancreatitis, syndroom van de kleine maag, gastro-oesofagale reflux en dumpingverschijnselen, anemie, vermagering en overige complicaties.

Daarna volgt de prognose bij patiënten met een maagcarcinoom.

Maagchirurgie bij kinderen

In paragraaf 12.8 worden een aantal aangeboren afwijkingen aan de maag en/of het duodenum beschreven die we op de operatiekamer tegenkomen. De meest toegepaste operatieprocedure bij een pylorospasmus is de pyloromyotomie bij baby’s. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.8.1). In de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase worden de speciale aandachtsgebieden uitgelegd. In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure bij een pyloromyotomie volgens Ramstedt beschreven (zie afbeelding 12.11). In de paragraaf over de postoperatieve fase is aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 12.8.2, 12.8.3 en 12.8.4).

13 Bariatrische chirurgie

In het algemene hoofdstuk worden de verschillende bariatrische operaties behandeld. Aandacht hierbij voor de body mass index en de operaties bij morbide obesitas die afname van gewicht realiseren (zie paragraaf 13.1). Dit zijn de:

restrictieve ingrepen;

malabsorptieve ingrepen;

gecombineerde restrictieve en malabsorptieve ingrepen.

Beschreven worden de bariatrische operaties die veel worden uitgevoerd, zoals:

het laparoscopisch plaatsen van een maagband (zie afbeelding 13.1);

de laparoscopisch gastric sleeve resectie (zie afbeelding 13.20);

de laparoscopische gastric bypass (zie afbeelding 13.3).

Daarbij worden de mogelijke complicaties beschreven die bij deze operaties voorkomen.

In paragraaf 13.2 wordt het grote belang van het preoperatief onderzoek beschreven.

Paragraaf 13.3 behandelt de algemene aspecten en richtlijnen bij bariatrische chirurgie.

In de paragraaf over de preoperatieve fase is specifieke aandacht voor de aangepaste operatietafel, het instrumentarium en de positionering van de patiënt (zie paragraaf 13.3.1 en afbeelding 13.4 en 13.5).

In de paragraaf over de peroperatieve fase is er specifieke aandacht voor het inbrengen van de trocarts (zie paragraaf 13.3.2 en afbeelding 13.6).

In de paragraaf over de postoperatieve fase is er aandacht voor de toestand van de patiënt bij vertrek en de kortetermijncomplicaties (zie paragraaf 13.3.3).

Vervolgens worden de verschillende operatieprocedures beschreven.

Het laparoscopisch plaatsen van een maagband of laparoscopic adjustable silicon banding (LASB). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt beschreven (zie paragraaf 13.4.1, 13.4.2 en 13.4.3).

De laparoscopische gastric sleeve resectie of longitudinale subtotale gastrectomie (LSG). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase, waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt beschreven (zie paragraaf 13.5.1, 13.5.2 en 13.5.3).

De laparoscopische gastric bypass (LGB). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.6). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase (zie paragraaf 13.6.1, 13.6.2 en 13.6.3) waarin er aandacht is voor het inbrengen van de trocarts en de operatieprocedure (zie afbeelding 13.7 A tot en met F).

14 Darmoperaties

Het hoofdstuk begint met algemene informatie over het darmkanaal.

Dunne darm of ileum (zie paragraaf 14.1)

De meest voorkomende indicaties voor operatieve ingrepen aan het ileum zijn: aangeboren afwijkingen, verwondingen, enteritis regionalis, passagestoornissen en ischemie.

Appendix (zie paragraaf 14.2)

Beschreven worden de verschillende onderzoekmethodes voor het vaststellen van de diagnose en de behandeling van een ongecompliceerde appendectomie. Daarbij ook uitleg over de wisselsnede volgens McBurney.

Dikke darm of colon (zie paragraaf 14.3)

In deze paragraaf worden de onderdelen beschreven waaruit het colon is samengesteld zoals het caecum met de appendix, het colon ascendens, de flexura hepatica coli, het colon transversum, de flexura lienalis coli, het colon descendens, het colon sigmoideum en het rectum.

In paragraaf 14.3.1 worden de verschillende aandoeningen beschreven die kunnen optreden in en aan het colon, zoals (zie afbeelding 14.1, 1 tot en met 7):

aangeboren afwijkingen;

perforatie;

colitis;

diverticulitis;

proctitus;

benigne en maligne tumoren. Hierbij worden de in opzet curatieve behandelingsmogelijkheden beschreven.

In paragraaf 14.3.2 wordt de diagnostiek beschreven.

De verschillende operatietechnieken worden uitgelegd waarmee een colorectaal carcinoom kan worden behandeld, zoals de totale mesorectale excisie (TME-techniek) en de laparoscopische techniek (zie paragraaf 14.3.3).

In paragraaf 14.3.4 komt algemene informatie over stomata aan de orde en in paragraaf 14.3.5 de preoperatieve voorbereidingen die nodig zijn bij colonoperaties.

In de volgende paragrafen worden een aantal operaties aan de darmen beschreven, zowel de laparotomische als de laparoscopische procedures.

De laparoscopische appendectomie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase (zie paragraaf 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3).

De laparotomische appendectomie (zie paragraaf 14.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase. In de paragraaf over de peroperatieve fase is aandacht voor de operatieprocedure (zie paragraaf 14.5.1, 14.5.2 en 14.5.3. Zie ook afbeelding 14.5 en 14.6).

Het aanleggen van een stoma met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.6). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure van een dubbelloops colostoma, het maken van een stomaopening en het aanleggen van een dubbelloops ileostoma wordt beschreven (zie paragraaf 14.6.1, 14.6.2 en 14.6.3. Zie ook afbeelding 14.7 en 14.8).

De laparoscopische ileocaecale resectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.7). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase het inbrengen van de trocarts en de operatieprocedure (zie paragraaf 14.7.1, 14.7.2 en 14.7.3).

De laparotomische colon descendensresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.8). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure, het doornemen van het preparaat en de verschillende anastomosetechnieken (zie paragraaf 14.8.1, 14.8.2 en 14.8.3; zie ook afbeelding 14.11).

De laparotomische sigmoïdresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.9). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.9.1, 14.9.2 en 14.9.3).

De laparoscopische low-anteriorresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.10). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de preoperatieve fase aandacht voor de positionering (zie afbeelding 14.12 en 14.13). In de paragraaf over de peroperatieve fase worden de operatieprocedure beschreven en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.10.1, 14.10.2 en 14.10.3).

De laparotomische low-anteriorresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.11). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peropertieve fase de operatieprocedure van een totale mesorectale excisie (TME) en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.11.1, 14.11.2 en 14.11.3; zie ook afbeelding 14.14, 14.15 en 14.16).

De laparoscopische abdomino-perineale rectumresectie (APR) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.12). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatiebeschrijving van de abdominale fase, het aanleggen van een eindstandig stoma en perineale fase (zie paragraaf 14.12.1, 14.12.2 en 14.12.3. Zie ook afbeelding 14.17).

De laparoscopische proctocolectomie met ileoanale pouchreconstructie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.13). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatiebeschrijving en het maken van de anastomose. In de paragraaf over de postoperatieve fase is er aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 14.13.1, 14.13.2 en 14.13.3; zie ook afbeelding 14.18).

De transanale endoscopische microchirurgie (TEM) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.14). Na de inleiding volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij aandacht voor de specifieke benodigdheden en de operatieprocedure waarbij de techniek wordt behandeld (zie paragraaf 14.14.1, 14.14.2 en 14.14.3; zie ook afbeelding 14.19A en 14.19B).

Laparoscopische abdominale recto(vagino) pexie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.15). Na de inleiding volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt behandeld (zie paragraaf 14.15.1, 14.15.2 en 14.15.3).

15 Anus

In dit hoofdstuk worden de aandoeningen die voorkomen in het anale gebied beschreven.

Hierin algemene informatie over:

hemorroïden (zie paragraaf 15.1. en afbeelding 15.1). De vormen van en de verschillende operatietechnieken die worden gebruikt, zoals:

1.

rubberbandligatie volgens Barron (zie afbeelding 15.2);

2.

haemorrhoid artery ligation of HAL-procedure;

3.

circulaire stapling volgens Longo (zie afbeelding 15.3).

fissura ani;

perianaal abces en fistel (zie afbeelding 15.4);

sinus pilonidalis;

infectieuze aandoeningen zoals condilomata acuminata.

In paragraaf 15.2 komen de algemene aspecten en richtlijnen voor anale ingrepen aan de orde.

In de volgende paragrafen worden een aantal operaties aan het anale gebied beschreven.

Hemorroïden met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.3). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de preoperatieve fase aandacht voor de specifieke benodigdheden en in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedures van de HAL (zie afbeelding 15.5), de rubberbandligatie volgens Barron en de circulaire stapling volgens Longo/PPH-procedure (zie afbeelding 15.6; zie paragraaf 15.3.1, 15.3.2 en 15.3.3).

Perianaal abces en fistel met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedures van de perianale abcesincisie, de fistulotomie en fistulectomie, de setondrainage (zie paragraaf 15.4.1, 15.4.2 en 15.4.3).

Sinus pilonidalis met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij specifieke aandacht voor de positionering en de operatieprocedure (zie paragraaf 15.5.1, 15.5.2 en 15.5.3).