Samenvatting
De bron van de botsing tussen premoderne en moderne waarden is de kloof tussen westerse (g-structuur) en niet-westerse (f-structuur) omgangsregels en gedragscodes. De vermenging van deze structuren heeft er de laatste decennia voor gezorgd dat Nederland radicaal veranderd is. Er is een kloof tussen moderne en premoderne mensen in denken en doen. Bereidheid om met elkaar om te gaan is niet voldoende om de kloof te dichten; de verschillen zijn te groot.
Dat de ene persoon meer tot een
f- en de ander meer tot een
g-structuur behoort, is afhankelijk van vier factoren: welvaart, religie, sociaal milieu en individu. Meer
f betekent tevens meer collectieve identiteit, wat betekent dat de groep (en niet het individu) centraal staat. De gevolgen hiervan voor gedrag en beleving zijn een extern (in plaats van intern) referentiekader voor goed en kwaad, motivatie door de groep, bijna alles is persoonlijk, de nadruk ligt meer op relatie en vorm en minder op inhoud, en het hoogste streven is eer en niet zelfontplooiing. De gevolgen van deze verschillen maken dat de (overbekende) piramide van Maslow wel voor de westers georiënteerde mens (g) kan gelden maar niet voor de gehele mensheid.