2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk
7i Pijn
Auteur : Nienke Bleijenberg
Gepubliceerd in: Klinisch redeneren bij ouderen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Er zijn verschillende typen pijn te onderscheiden, bijvoorbeeld naar de tijdsduur (acute of chronische pijn) en naar de bron van de pijn (nociceptieve, neuropathische of centrale pijn). Een veelgebruikt pijnmodel is het model van Loeser, met vier cirkels: achtereenvolgens nociceptie, pijngewaarwording, pijnbeleving en pijngedrag (paragraaf 7i.1).
-
Naar schatting wordt ongeveer 45% van de ouderen tussen 65-75 jaar in Nederland belemmerd door pijn. Dit percentage stijgt naar 60% bij vrouwen van 75 jaar en ouder. De prevalentie van pijn ligt bij vrouwen hoger dan bij mannen. Dit verschil neemt toe naarmate de leeftijd stijgt. De prevalentie bij ouderen in een instelling ligt hoger dan bij thuiswonende ouderen (paragraaf 7i.2).
-
Pijn is van invloed op verschillende orgaansystemen, zoals het neurologisch, zintuiglijk, motorisch, cardiovasculair en digestief systeem. Pijn kan het gevolg zijn van een bepaalde aandoening (zoals een CVA), maar ook een oorzaak voor ontregeling van orgaansystemen (voorbeeld: door pijn bij het lopen is het motorisch systeem verstoord) (paragraaf 7i.3).
-
Externe en persoonlijke factoren bij het ervaren van pijn door ouderen (paragraaf 7i.4):
-
Gebruik voor het assessment en de diagnostiek van pijn het volgende stappenplan (paragraaf 7i.5).
Somatische functiekenmerken | Bij dementie kunnen neuropathologische afwijkingen de interpretatie van de pijnprikkel veranderen als gevolg van een verandering van witte stof. Bij de ziekte van Parkinson kan voorkomen: musculoskeletale pijn, pijn gerelateerd aan dystonie, radiculaire/neuropathische pijn, ongemak gerelateerd aan acathisie, centrale pijn. Drie kwart van de MS-patiënten ervaart pijn |
Cognitieve functiekenmerken | Ouderen met dementie kunnen minder goed de pijnintensiteit benoemen. Voorkom onderrapportage: let op signalen en gedragingen die op pijn kunnen wijzen |
Persoonlijkheidsfunctiekenmerken | Ouderen zijn soms minder geneigd hun klachten bij hulpverleners te uiten omdat ze denken dat pijn bij de leeftijd hoort of omdat ze niet willen klagen |
Belevingsfunctiekenmerken | De pijnbeleving bij ouderen kan veranderd zijn: het lijden door de pijn is niet minder, maar kan soms wel ernstiger zijn (bijvoorbeeld door wittestofafwijkingen). De pijndrempel, attitude en overtuigingen van een oudere hebben invloed op de pijnbeleving |
Sociale omgevingskenmerken | Door de pijn zijn ouderen terughoudend in het ondernemen van sociale activiteiten |
-
Mogelijke preventieve interventies bij pijn zijn informatie en voorlichting geven over de pijn en pijnmedicatie, en afleiding zoeken om de aandacht voor de pijn weg te nemen (paragraaf 7i.6.1).
-
Niet-farmacologisch zijn bewegingsinterventies en probleemhanteringstherapie.
-
Hanteer de WHO-pijnladder bij pijnmedicatie: paracetamol is de eerste keuze (stap 1a), gevolgd door NSAID’s (stap 1b), NSAID’s én paracetamol (stap 1c), en opioïden (stap 2-3). Het adagium is: start low, go slow, behalve bij paracetamol.
-
Hoewel er weinig studies gedaan zijn naar specifieke aspecten van de relatie tussen de behandelaar en de patiënt met pijn, is bekend dat een positieve arts-patiëntrelatie geassocieerd is met verbeterde behandeluitkomsten (paragraaf 7i.7).