Gepubliceerd in:
2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk
7c Slaapstoornissen
Auteur : Jeroen Boonstra
Gepubliceerd in: Klinisch redeneren bij ouderen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
share
DELEN
Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)
-
Optie A:
-
Optie B:Deel de link per e-mail
Samenvatting
-
Ongeveer een derde van alle mensen heeft slaapklachten en bij ongeveer 10% is er sprake van een slaapstoornis. Aangetoond is dat de prevalentie van slapeloosheid bij ouderen hoger ligt dan bij jongere volwassenen (paragraaf 7c.2).
-
Ouderen vallen minder snel in slaap en zijn vaak langdurig wakker doordat ze vaker en sneller van slaapfase (remslaap en non-remslaap) wisselen. De hoeveelheid tijd die ze slapen en in bed doorbrengen (slaapefficiëntie), neemt af. Het diepste stadium van de non-remslaap (stadium 4) wordt korter: ze zijn gemakkelijker te wekken (paragraaf 7c.3).
-
Nachtelijke secretie van melatonine neemt geleidelijk af met de leeftijd en veroorzaakt slaapstoornissen op het gebied van het circadiane ritme, zoals faseversnelling, met een neiging om eerder in te slapen en ’s ochtends eerder te ontwaken. Ouderen slapen niet minder naarmate ze ouder worden (paragraaf 7c.3.1).
-
Andere fysieke functies die van invloed zijn op de slaap (paragraaf 7c.3.2 t/m paragraaf 7c.3.6), zijn:
-
motorisch systeem: restless legs tijdens de slaap;
-
ademhalingssysteem: snurken en slaapapneu;
-
endocrien systeem: cortisol (katabool hormoon) vs. ’s nachts werkend anabool (groeihormoon);
-
zintuiglijk systeem: oogproblemen hebben invloed op het slaappatroon;
-
thermoregulatiesysteem: circadiane modulatie van de huidtemperatuur bij ouderen is zwakker doordat de bloedvaten in de huid minder goed verwijden;
-
cardiovasculair systeem: bloeddruk stijgt bij niet goed slapen; ook slaapapneu kan leiden tot een verhoogde bloeddruk.
-
Externe en persoonlijke factoren bij ouderen met slaapstoornissen (paragraaf 7b.4):