In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende stadia van therapie: de acute fase, de subacute fase en de chronische fase. Eerst zullen, aan de hand van de taalverwerkingsmodellen die uiteengezet zijn in de hoofdstukken4 en 5, verschillende Nederlandstalige therapieprogramma’s worden besproken. Daarna komen de meer algemene communicatietrainingen en de communicatieve hulpmiddelen aan bod.