Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt algemene informatie gegeven over alle aspecten die met mammachirurgie te maken hebben. De ontwikkeling en functie van de borstklier (zie paragraaf 6.1) en de daarbij horende diagnostiek om de juiste behandeling voor mammacarcinoom te bepalen, zoals:
De afwijkingen aan de mamma die kunnen voorkomen zijn: mastitis en tepelvloed, benigne en maligne mammatumoren.
In de paragraaf over de stadiëring van maligne tumoren wordt het TNM-systeem voor classificatie van tumoren uitgelegd (zie paragraaf 6.4).
Paragraaf 6.5 behandelt de specifieke diagnostische onderzoeken die behoren bij de tumorexcisie, röntgenlokalisatie, sentinel node of schildwachtprocedure, en onderzoek door patholoog-anatoom.
De chirurgische behandelmethoden hangen af van de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in omringend weefsel en de aanwezigheid van uitzaaiingen in lymfeklieren en/of organen. Daarnaast zijn er contra-indicaties voor mammaoperaties en worden de typen ingrepen besproken.
De operatievormen die kunnen voorkomen zijn (zie paragraaf 6.6):
-
ablatio mamma;
-
okselklierdissectie;
-
gemodificeerde radicale mamma-amputatie volgens Madden;
-
gemodificeerde radicale amputatie volgens Patey;
-
radicale amputatie volgens Halsted.
De meest voorkomende vormen van vervolgtherapie worden besproken, zoals: radiotherapie, chemotherapie en hormonale therapie (zie paragraaf 6.7).
De verschillende methoden voor mammareconstructie komen aan de orde en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Hierbij hoort ook het plaatsen van een mammaprothese (zie paragraaf 6.8).
De ondersteuning na een mammaoperatie wordt gegeven door de mamma aftercare groep. Verschillende deskundigen begeleiden vrouwen na een borstamputatie (zie paragraaf 6.9).
Tot slot de prognostische kenmerken voor borstkanker en hoe de prognose bij borstkanker op basis van een combinatie van kenmerken berekend wordt. Daarnaast noemen we de controle en screening bij vrouwen die voor borstkanker behandeld zijn (zie paragraaf 6.10).