Samenvatting
Kinderfysiotherapeuten worden regelmatig geconfronteerd met vragen van ouders of verwijzers over de motorische ontwikkeling van een kind. Ouders willen met name weten of er sprake is van een motorische achterstand of van een afwijkende motorische ontwikkeling. Om te kunnen vaststellen of er sprake is van een motorische achterstand heeft de kinderfysiotherapeut de beschikking over verschillende meetinstrumenten die in hoofdstuk 6 worden besproken. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling is het noodzakelijk dat de kinderfysiotherapeut het motorisch functioneren van het kind vergelijkt met dat van kinderen met overeenkomstige bewegingservaring. In de kinderfysiotherapie wordt veelvuldig gebruikgemaakt van een zogenoemde ‘gouden standaard’, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van een motorische ontwikkeling waarmee elk individueel kind kan worden vergeleken. Veel onderzoekers hebben in dit verband verschillende theorieën ter sprake gebracht om de veranderingen binnen het motorisch functioneren van opgroeiende kinderen weer te geven. Het is tot nu toe niet gelukt om een samenhangende grondtheorie te ontwikkelen die iedereen onderschrijft. In de volgende paragrafen zal een aantal van deze theorieën toegelicht worden. Een en ander wordt verhelderd aan de hand van de kinesiologische aspecten van een aantal bewegingshandelingen en een kinderfysiotherapeutische casus.