Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3 Oogbol en oogspieren

Auteurs : Elly Kiesenberg-de Vries, Tamara van der List

Gepubliceerd in: Oogchirurgie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De wand van de oogbol bestaat uit drie lagen: sclera, choroidea en retina. De oogbol is opgevuld met glasvocht, het corpus vitreum. De buitenste laag, de sclera, beschermt het binnenste van het oog, hieraan zijn de oogspieren bevestigd. De sclera, de harde oogrok, vormt het ‘wit’ van het oog, omvat het hele oog en gaat aan de voorzijde over in de cornea, het hoornvlies (paragraaf 3.1 Inleiding).
Enucleatie met implantatie (paragraaf 3.2).
  • Operatie-indicaties: maligne tumor in het oog, of ernstig trauma waarbij de anatomie van het oog zo zwaar beschadigd is dat er geen oogfunctie meer is en weefselresten een gevaar betekenen.
  • Doel van de operatie: wegnemen van de tumor, cosmetisch acceptabel resultaat.
  • Doel van de implantatie: voorkomen dat de oogkas en (later) de prothese invallen; laten meebewegen van de prothese.
  • Preoperatieve fase: een donorsclera wordt aangeleverd in een potje met alcohol 70% en 24 uur voor de operatie steriel overgezet in een potje met een antibioticaoplossing, om de kans op infectie zo klein mogelijk te maken. Houd rekening met de toestand van de patiënt, die gespannen kan zijn; de operatie kan onder algehele of lokale anesthesie plaatsvinden. Preoperatief controleert de chirurg dat het juiste oog wordt geopereerd.
  • Enucleatieprocedure:
    • circulair openen van de conjunctiva met een Westcott schaartje en een anatomisch pincet;
    • aanhaken van de vier rechte oogspieren met een spierhaak;
    • apart teugelen van de oogspieren met een polyfil 5-0 oplosbare hechting;
    • oogspieren losknippen van de insertieplaats;
    • aanhaken van de twee schuine oogspieren en doorknippen (niet teugelen);
    • lokaliseren van de nervus opticus en doorknippen met een enucleatieschaar;
    • verwijderen van de bulbus oculi;
    • tien minuten hemostase met een 5 × 5 gaasje als een klein bolletje;
    • prothesemaat bepalen met pasbolletjes;
  • Donorsclera prepareren:
    • donorsclera uit de antibioticaoplossing halen;
    • donorsclera spoelen in fysiologisch zout of intraoculaire spoelvloeistof;
    • donorsclera inknippen aan twee tegenoverliggende kanten;
    • donorsclera schoonmaken met een droog gaas, alle eventuele resten van de choroidea verzijderen;
    • acryl- of porexbolletje van de gewenste grootte in de donorsclera zetten;
    • donorsclera sluiten met een polyfil 5-0 onoplosbare hechting;
    • eventuele ‘ezelsoren’ wegknippen;
    • restje van de nervus opticus stomp afknippen.
  • Verloop van de implantatie met donorsclera:
    • implanteren naar ventraal van donorsclera met de stomp van de nervus opticus.
    • bevestigen van de oogspieren aan de sclera met een polyfil 6-0 oplosbare hechting.
    • hechten van het kapsel van Tenon en de conjunctiva met een polyfil 7-0 oplosbare hechting.
    • plaatsen van een voorlopige prothese om verkleving tussen de conjunctiva tarsi en de conjunctiva bulbi te voorkomen.
  • Wondverzorging: antibioticum oogzalf op de wond en een drukkend verband dat een dag blijft zitten.
  • Langetermijncomplicaties: postenucleatieholtesyndroom (vaak door enucleatie zonder implantatie of te klein implantaat); blootliggend implantaat door drukpunten op de conjunctiva en een onregelmatige wond.
Evisceratie (paragraaf 3.3).
  • Operatie-indicatie: pijnlijk, blind oog zonder dat het een tumor betreft.
  • Doel van de operatie: wegnemen van de voortdurende, ondraaglijke pijn.
  • Operatieprocedure:
    • oog circulair incideren met een 30° mesje rondom de limbusrand;
    • inhoud uitlepelen met de evisceratielepel;
    • iris, lens, glasvocht, retina en choroidea verwijderen;
    • uveapigment wegschrapen met behulp van de evisceratielepel om sympathische oftalmie te voorkomen;
    • binnenzijde sclera spoelen en schoonmaken als de gehele ooginhoud is verwijderd;
    • sclera radiair inknippen en aan de achterzijde in kwadranten openen zodat er ruimte ontstaat om de acrylbol te bedekken met de sclera;
    • sclera over de acrylbol sluiten met een polyfil 5-0 oplosbare hechting;
    • kapsel van Tenon en conjunctiva sluiten met een polyfil 7-0 oplosbare hechting;
    • symblefaronring of noodprothese plaatsen om verkleving tussen de conjunctiva tarsi en de conjunctiva bulbi te voorkomen.
  • Wondverzorging: antibioticum oogzalf op de wond en een drukkend verband.
  • Zorg voor preparaten: in principe geen pathologisch-anatomisch onderzoek.
  • Specifieke aspecten van de opstoperatieve zorg: op de verpleegafdeling wordt de patiënt geleerd hoe hij moet omgaan met het oog en de prothese.
  • Langetermijncomplicaties: postenucleatieholtesyndroom; sympathische oftalmie.
Verwijderen van een corpus alienum (paragraaf 3.4).
  • Operatie-indicatie: corpus alienum in de sclera; corpus alienum in het glasvocht.
  • Doel van de operatie: verwijderen van het corpus alienum
  • Preoperatieve fase: het gaat bijna altijd om spoedpatiënten. Sociale aspecten spelen vaak een rol; begeleiding is erg belangrijk. De anesthesievorm wordt bepaald door de gemoedstoestand van de patiënt (al dan niet aanspreekbaar en/of rustig).
  • Operatieprocedure:
    • microscoop of loepbril, afhankelijk van grootte en positie van het corpus alienum;
    • openen van de conjunctiva;
    • bipolair coaguleren van bloedingen;
    • afhankelijk van de positie van het corpus alienum wordt eventueel één van de rechte oogspieren vrijgeprepareerd en geteugeld waardoor de bulbus oculi meer gedraaid kan worden, zodat de chirurg het corpus alienum beter kan zien;
    • verwijderen van het corpus alienum met behulp van een stevig pincet;
    • sluiten van sclera en conjunctiva met een polyfil 8-0 oplosbare hechting;
    • eventuele schade aan de cornea hechten met een monofil 10-0 onoplosbare hechting;
    • subconjunctivale injectie met een antibioticum om infecties te voorkomen.
  • Langetermijncomplicaties: indien het corpus alienum de lens heeft geraakt, zal er cataract ontstaan (therapie: cataractextractie); indien het corpus alienum niet in het glasvocht zat, kan de retina beschadigd zijn en kunnen er bloedingen optreden (therapie: operatie van corpus vitreum en retina).
Correctie van een oogbolperforatie (paragraaf 3.5).
  • Operatie-indicatie: vrijwel alle cornea- en scleraverwondingen die niet met een bandagelens of medicamenteus behandeld kunnen worden
  • Doel van de operatie: herstellen van de anatomische eenheid van de bulbus oculi na een perforerend trauma.
  • Preoperatieve zorg: deze patiënten komen bijna altijd binnen als spoedpatiënt.
  • Operatieprocedure bij een corneadefect:
    • inspectie van de bulbus oculi;
    • reponeren van de iris met een Culler irisspatel of sweep;
    • inspuiten van een visco-elasticum in de voorste oogkamer om ruimte te creëren en de iris op zijn plek te houden;
    • glasvocht dat via de perforatie naar buiten komt wegknippen met een DeWecker schaartje of verwijderen met een vitrectoom, totdat de voorste oogkamer weer schoon is;
    • cornea hechten met een onoplosbare monofil 10-0 hechting met behulp van een Barraquer naaldvoerder en een Bonn chirurgisch pincet;
    • visco-elasticum postoperatief verwijderen omdat dit het trabekelsysteem kan verstoppen, met als gevolg een hoge oogdruk.
Operatieprocedure bij een sclerawond:
  • eerst de conjunctiva ruim openen om lengte van de sclerawond te bepalen;
  • eventueel spieren teugelen;
  • sclerawond vrijmaken van uveaweefsel door repositie of resectie van de uvea met St. Martin pincet en Westcott schaartje;
  • sclerawond sluiten met een oplosbare polyfil 8-0 hechting;
  • eventueel plaatsing van cerclage en/of plombe om ablatio retinae te voorkomen;
  • na sluiting van de bulbus oculi wordt de conjunctiva gesloten met een oplosbare polyfil 8-0 hechting;
  • injectie van antibioticum subconjunctivaal of in de voorste oogkamer.
  • Postoperatieve zorg: patiënt mag de eerste dagen geen druk uitoefenen op het oog; dagelijks spiegelen om te zien hoe de lens zich houdt en of er geen problemen ontstaan omtrent het glasvocht en het netvlies.
  • Kortetermijncomplicaties: de wond kan opengaan en de iris kan door de wond naar buiten komen; onvoldoende uitspoelen van het visco-elasticum kan de oogdruk verhogen.
  • Langetermijncomplicaties: cataract indien de lens geraakt is bij het trauma (therapie: cataractoperatie); bij glasvochtperforatie kans op glasvochtbloeding en/of netvliesloslating (therapie: uitgebreide nacontrole en vitrectomie bij bloeding of loslating).
Strabismuscorrectie (paragraaf 3.6).
  • Operatie-indicaties: visusklachten als gevolg van scheelzien (strabismus); cosmetische redenen.
  • Doel van de operatie: rechtzetten van één of beide ogen door een oogspiercorrectie, bestaande uit:
    • resectie (inkorten van een te zacht trekkende spier),
    • recessie (naar achteren verplaatsen van een te hard trekkende spier)
  • Preoperatieve zorg: de orthoptist bepaalt de mate van recessie dan wel resectie van de spier met behulp van prismaonderzoek. De operatie wordt onder algehele anesthesie uitgevoerd. Het trekken aan de oogspieren kan een oculocardiale reflex veroorzaken, die gepaard kan gaan met duizelingen, misselijkheid door bradycardie en zelfs hartstilstand.
  • Operatieprocedure bij resectie:
    • openen van de conjuctiva met een Westcott schaartje en een St. Martin chirurgisch pincet;
    • vrijprepareren van de spier met een stomp recht schaartje;
    • aanhaken van de spier met een Jameson spierhaak;
    • een tweede spierhaak wordt aangebracht onder de spier en door de assistent overgepakt;
    • passer instellen op de geplande resectieafstand;
    • spier droogdeppen voor beter zicht;
    • plaatsing van de passer met één poot op de insertie van de spier en de andere posterior op de spier, zodat de plaats waar de teugel door de spier gelegd wordt gemarkeerd kan worden;
    • teugelen van de spier met een polyfil 6-0 oplosbare hechting;
    • doornemen van de spier met een tenotomieschaartje en iets inkorten;
    • spier vasthechten aan de insertieplaats op de sclera met de eerder gelegde teugel;
    • kapsel van Tenon en conjunctiva worden gesloten met een polyfil 8-0 oplosbare hechting.
  • Operatieprocedure bij recessie:
    • de operateur houdt met één hand de hechtingen vast en knipt de spier van de sclera af met een tenotomieschaartje.
    • met een passer wordt de nieuwe insertieplaats bepaald, deze ligt dieper op de oogbol zodat de spier minder strak komt te staan.
    • terughechten van de spier op de sclera met de eerder geplaatste teugel.
    • inspectie van de nieuwe insertie.
    • kapsel van Tenon en conjunctiva worden gesloten met een polyfil 8-0 oplosbare hechting.
  • Postoperatieve fase (voor beide ingrepen): breedspectrum antibioticazalf op het oog, verbinden is niet nodig; het stukje spier wordt weggegooid.
  • Postoperatieve zorg: zandkorrelgevoel door de hechtingen.
  • Kortetermijncomplicaties: conjunctivitis (therapie: identificeren en uitschakelen van de verwekker).
  • Langetermijncomplicaties: bij het opnieuw hechten van de spier bestaat de mogelijkheid dat er door de sclera gestoken wordt en het netvlies geraakt wordt (therapie: pupil wijd druppelen met een mydriaticum, spiegelen en het defect bevriezen met cryocoagulatie); een niet-opgemerkte of niet-behandelde perforatie kan leiden tot endoftalmitis (therapie: antibiotica).
Metagegevens
Titel
3 Oogbol en oogspieren
Auteurs
Elly Kiesenberg-de Vries
Tamara van der List
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1179-8_3