3.1 Inleiding
Stroomdiagram fase I: verwijzing, aanmelding en initiële hypotheses
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis. |
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door lichamelijke groei. |
H3 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door inactiviteit. |
H4 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door overvraging. |
H5 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een tonustoename bij een verhoogd activiteitenpatroon. |
H6 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt. |
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis. |
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door lichamelijke groei. |
H3 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door inactiviteit. |
H4 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door overvraging. |
H5 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een tonustoename bij een verhoogd activiteitenpatroon. |
H6 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt. |
H1 | De problemen met loslopen en het stagneren van de loopfunctie zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis. |
H2 | De problemen met loslopen en het stagneren van de loopfunctie zijn ontstaan door lichamelijke groei. |
H3 | De problemen met loslopen en het stagneren van de loopfunctie zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt. |
H4 | De problemen met loslopen en het stagneren van de loopfunctie zijn ontstaan door een tonustoename bij een verhoogd activiteitenpatroon. |
H5 | De problemen met loslopen en het stagneren van de loopfunctie zijn ontstaan door inactiviteit. |
3.2 Uitwerking casus A
Stroomdiagram fase II: anamnese en bijgestelde hypotheses
PIP’s
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door inactiviteit, waardoor het kind een verminderd aeroob en/of anaeroob uithoudingsvermogen heeft.
(AANGEPAST)
|
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(AANHOUDEN)
|
H3 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt.
(AANHOUDEN)
|
H4 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door overvraging.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
H5 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door lichamelijke groei.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
H6 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een tonustoename door een verhoogd activiteitenpatroon.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
Stroomdiagram fase II: onderzoek op ICF-CY-niveau
Methode
Test
|
Resultaat
|
Interpretatie
|
---|---|---|
Functies en anatomische eigenschappen
| ||
SRT-I | - trap 2 - hartfrequentiemax
190 slagen per minuut - OMNI-score 10 - indruk fysiotherapeut: maximaal - percentielscore < 325 | Jaap scoort lager dan verwacht. |
MPST | - mean power 10,1 watt - OMNI-score 9 - indruk fysiotherapeut: maximaal - percentielscore < 326 | Jaap scoort lager dan verwacht. |
10 × 5 Meter Sprint Test | - 36,1 seconden - OMNI-score 9 - indruk fysiotherapeut: maximaal - percentielscore < 25 | Jaap scoort lager dan verwacht. |
Functionele Spierkracht Meting | - zit - stand: 12 keer - lateral step-up links: 11 keer - lateral step-up rechts: 10 keer - schuttershouding - stand: beiderzijds 4 keer - indruk fysiotherapeut: maximaal | Jaap haalt niet helemaal het verwachte niveau. Vergeleken met het uithoudingsvermogen waren deze beperkingen minder groot. |
gewrichtsmobiliteit | geen bewegingsbeperkingen | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
spierlengte | spierlengte voldoende | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
tonus | normotonus | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
spasticiteit | - mm. hamstrings beiderzijds (score 1) - mm. gastrocnemii beiderzijds (score 2) - mm. soleii beiderzijds (score 2) | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
selectiviteit | de dorsaalflexoren lieten beiderzijds een gedeeltelijke synergie zien tijdens bewegen (score 1) | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
looppatroon Becher | type 0 beiderzijds: er is sprake van een normaal looppatroon | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
Activiteiten
| ||
GMFM-66 | - 87,99 (95% confidence interval = 81,31-94,67) - net onder 75ste percentiel27 | Jaap functioneert volgens de ontwikkelingscurve GMFCS I motorisch goed. |
GMFM-88 domein D | 95% | Jaap functioneert goed. |
GMFM-88 domein E | 97% | Jaap functioneert goed. |
PEDI-ambulantieschaal | normatieve standaardscore 32,6 met een standaardfout van 1.9 | Jaap scoort, vergeleken met zich normaal ontwikkelende leeftijdgenoten, binnen de norm. |
PEDI-verzorgingsassistentie | normatieve standaardscore < 10 | Jaap wordt door zijn ouders meer geholpen dan nodig is. |
NPIP’s
Functies en anatomische eigenschappen
Activiteiten
Samenvatting onderzoeksbevindingen – problemen
Te verwachten problemen
Stroomdiagram fase III: definitieve hypotheses, advies en behandeldoelstellingen
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door inactiviteit, waardoor het kind een verminderd anaeroob en aeroob uithoudingsvermogen heeft.
(AANGENOMEN)
|
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(VERWORPEN op basis van standaard lichamelijk onderzoek)
|
H3 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt.
(VERWORPEN op basis van SRT-I, MPST, 10 × 5 Meter Sprint Test)
|
H4 |
(Was reeds verworpen)
|
H5 |
(Was reeds verworpen)
|
H6 |
(Was reeds verworpen)
|
Verklaring
Probleemstelling
Indicatie kinderfysiotherapie
Doelstellingen
Stroomdiagram fase IV: meetinstrumenten, behandeling en evaluatie
Evaluatieve meetinstrumenten en evaluatie plan
Behandeling
Frequentie | minimaal 2 keer per week |
Intensiteit | 90-100% maximale hartfrequentie: maximaal |
Tijd | 45 minuten |
Type | functionele oefeningen gericht op het lopen/rennen |
3.3 Uitwerking casus B
Stroomdiagram fase II: anamnese en bijgestelde hypotheses
PIP’s
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt. (AANHOUDEN)
|
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door overvraging.
(AANHOUDEN)
|
H3 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(AANHOUDEN)
|
H4 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een tonustoename door een verhoogd activiteitenpatroon.
(AANHOUDEN)
|
H5 | De problemen met de kwaliteit van zijn looppatroon zijn te wijten aan onvoldoende ondersteuning van het looppatroon bij het dragen van semi-orthopedisch schoeisel.
(TOEVOEGEN)
|
H6 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door inactiviteit.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
H7 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door lichamelijke groei.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
Stroomdiagram fase II: onderzoek op ICF-CY-niveau
Methode
Test
|
Resultaat
|
Interpretatie
|
---|---|---|
Functies en anatomische eigenschappen
| ||
gewrichtsmobiliteit | lichte bewegingsbeperkingen aanwezig in de heupextensie en heupexorotatie beiderzijds | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
spierlengte | popliteale hoek licht beperkt (extensie knie met 90 graden heupflexie, de lengte van de mm. hamstrings wordt gemeten) | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
tonus | normotonus | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
spasticiteit | - mm. abductoren beiderzijds (score 1) - mm. hamstrings beiderzijds (score 2) - mm. gastrocnemii beiderzijds (score 2) - mm. soleii beiderzijds (score 2) | Vergelijkbaar met twee jaar eleden: geen bijzonderheden. |
selectiviteit | - er is sprake van een gedeeltelijke synergie bij het bewegen van de extensoren van de knie en abductoren van de heup (score 1) - geen selectiviteit mogelijk (totale synergie) in de dorsaalflexoren van de enkels (score 0 beiderzijds) | Vergelijkbaar met twee jaar geleden: geen bijzonderheden. |
looppatroon Becher, quickscan | - type IV beiderzijds (geen hakcontact tijdens midstance met flexie van de knie) - met semi-orthopedische schoenen een vergelijkbaar looppatroon | Het belangrijkste probleem in de voorwaarden voor het lopen lijkt te liggen in een verminderde stabiliteit tijdens de standfase. |
Activiteiten
| ||
GMFM-66 | - 72,16 (95% confidence interval = 68,83-75,49) - hoger dan 75ste percentiel en lager dan 90ste percentiel | Oscar functioneert volgens de ontwikkelingscurve GMFCS II motorisch goed. |
GMFM-88 domein D | 90% | Oscar functioneert goed. |
GMFM-88 domein E | 74% | Oscar functioneert goed. |
Functies en anatomische eigenschappen
Activiteiten
Samenvatting onderzoeksbevindingen – problemen
Te verwachten problemen
Stroomdiagram fase III: definitieve hypotheses, advies en behandeldoelstellingen
H1 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt.
(AANGENOMEN op basis van anamnese en onderzoeksgegevens)
|
H2 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door overvraging.
(AANGENOMEN op basis van anamnese en onderzoeksgegevens)
|
H3 | De problemen met de kwaliteit van zijn looppatroon zijn te wijten aan onvoldoende ondersteuning van het looppatroon bij het dragen van semi-orthopedisch schoeisel.
(AANGENOMEN op basis van ganganalyse)
|
H4 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(VERWORPEN op basis van standaard lichamelijk onderzoek)
|
H5 | De problemen met lopen en rennen zijn ontstaan door een tonustoename door een verhoogd activiteitenpatroon.
(VERWORPEN op basis van standaard lichamelijk onderzoek en gangbeeldanalyse)
|
H6 |
(Was reeds verworpen)
|
H7 |
(Was reeds verworpen)
|
Verklaring
Probleemstelling
Indicatie kinderfysiotherapie
Doelstellingen
Stroomdiagram fase IV: meetinstrumenten, behandeling en evaluatie
Evaluatieve meetinstrumenten en evaluatie plan
Behandeling
3.4 Uitwerking casus C
Stroomdiagram fase II: anamnese en bijgestelde hypotheses
PIP’s
H1 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(AANHOUDEN)
|
H2 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door lichamelijke groei.
(AANHOUDEN)
|
H3 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt.
(AANHOUDEN)
|
H4 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door inactiviteit.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
H5 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door een tonustoename door een verhoogd activiteitenpatroon.
(VERWERPEN op basis van anamnese)
|
Stroomdiagram fase II: onderzoek op ICF-CY-niveau
Methode
Test
|
Resultaat
|
Interpretatie
|
---|---|---|
Functies en anatomische eigenschappen
| ||
gewrichtsmobiliteit | lichte bewegingsbeperkingen aanwezig in de heupextensie en heupexorotatie beiderzijds | vergelijkbaar met 1 jaar geleden: geen bijzonderheden |
spierlengte | - lengte mm. hamstrings is onvoldoende: popliteale hoek links 70 graden, rechts 50 graden - lengte mm. gastrocnemii beiderzijds verkort; dorsaalflexie links en rechts met correctie subluxatie os naviculaire 0 graden | spierlengte is verminderd vergeleken met 1 jaar geleden: er is sprake van een achteruitgang |
tonus | normotonus | vergelijkbaar met 1 jaar geleden: geen bijzonderheden |
spasticiteit | - mm. abductoren beiderzijds (score 2) - mm. hamstrings beiderzijds (score 3) - mm. soleii beiderzijds (score 2) - mm. gastrocnemii beiderzijds (score 3) | De kwaliteit van de spierreactie van de mm. hamstrings en de mm. gastrocnemii is veranderd van score 2 naar score 3. Tevens treedt de angle of catch eerder op bij de mm. hamstrings, de mm. soleii en de mm. gastrocnemii vergeleken met 1 jaar geleden. Er is sprake van een achteruitgang. |
selectiviteit | de selectiviteit van de spierfunctie is verminderd in de onderste extremiteiten: heupflexoren, heupabductoren en knie-extensoren beiderzijds score 1; in de dorsaalflexoren van de enkel is er sprake
van een parese, waardoor het niet mogelijk is dit item uit te voeren | vergelijkbaar met 1 jaar geleden |
grofmotorische vaardigheden | - hielenloop, tenenstand, schuttershouding en stand op één been kunnen niet worden uitgevoerd - squatten vijf keer met lichte steun aan de handen | vergelijkbaar met 1 jaar geleden; er is sprake van spierfunctieproblemen in de onderste extremiteiten |
looppatroon Becher, quickscan | - type IV beiderzijds (geen hakbelasting tijdens midstance met flexie van de knie) - met schoenen en EVO’s vergelijkbaar looppatroon | vergeleken met 1 jaar geleden is de flexie van de knieën en heupen toegenomen tijdens de midstance; er zijn problemen in de voorwaarden van het lopen met de stabiliteit in de standfase en het vrijmaken van de voet |
Activiteiten
| ||
GMFM-66 | - 53,62 (95% confidence interval = 51,21-56,03) - 50ste percentiel | enkele passen los lopen ligt binnen het bereik van Tim |
GMFM-88 domein D | 38% | vergeleken met 1 jaar geleden heeft Tim zich goed doorontwikkeld |
GMFM-88 domein E | 15% | Vergeleken met 1 jaar geleden heeft Tim zich goed doorontwikkeld. |
NPIP’s
Functies en anatomische eigenschappen
Activiteiten
Samenvatting onderzoeksbevindingen – problemen
Te verwachten problemen
Stroomdiagram fase III: definitieve hypotheses, advies en behandeldoelstellingen
H1 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door een toename van secundaire problemen als gevolg van de cerebrale bewegingsstoornis.
(AANGENOMEN op basis van standaard lichamelijk onderzoek)
|
H2 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan door lichamelijke groei.
(AANGENOMEN op basis van anamnese)
|
H3 | De problemen met de ontwikkeling van de loopvaardigheid en het loslopen zijn ontstaan doordat de primaire problemen op deze leeftijd meer tot uiting komen, waarbij het kind aan zijn maximale functionele mogelijkheden komt.
(VERWORPEN op basis van GMFM-gegevens en standaard lichamelijk onderzoek)
|
H4 |
(Was reeds verworpen)
|
H5 |
(Was reeds verworpen)
|
Verklaring
Probleemstelling
Indicatie kinderfysiotherapie
Doelstellingen (na BTX-A-behandeling)
Stroomdiagram fase IV: meetinstrumenten, behandeling en evaluatie
Evaluatieve meetinstrumenten en evaluatie plan
Behandeling
3.5 Afkortingen en begrippen
Verklaring | |
---|---|
10 × 5 Meter Sprint Test | veldtest voor kinderen en jongeren met CP om hun behendigheid tijdens rennen te meten |
Becher, typering volgens | classificatiesysteem in vijf verschillende looppatronen en waarbij per been wordt gekeken welk looppatroon wordt waargenomen |
CP | cerebrale parese klinisch syndroom met een houdings- of bewegingsstoornis, dat beperkingen in activiteiten veroorzaakt |
Functionele Spierkracht Test | test om de functionele spierkrachtcapaciteit te meten |
GMFCS | Gross Motor Function Classification System valide en betrouwbare classificatie die een onderscheid maakt naar de ernst van de CP op activiteitenniveau |
GMFM | Gross Motor Function Measure instrument om motorische mogelijkheden van kinderen en jongeren met CP te meten |
MACS | Manual Ability Classification System betrouwbare classificatie in vijf niveaus voor kinderen van 4-18 jaar met CP, op het gebied van handvaardigheid en het hanteren van voorwerpen |
MPST | Muscle Power Sprint Test veldtest, specifiek voor kinderen en jongeren met CP, om hun anaerobe uithoudingsvermogen te meten |
NPIP’s | Non-Patient Identified Problems door anderen gesignaleerde problemen |
OMNI-schaal | ordinale schaal van 0-10 om (bij inspanning) ervaren vermoeidheid aan te geven |
PEDI | Pediatric Evaluation of Disability Inventory vragenlijst die bij ouders van jonge kinderen afgenomen wordt in de vorm van een gestructureerd interview en is bedoeld voor het beoordelen van de functionele status van kinderen van 6 maanden tot 7½ jaar met aandoeningen die resulteren in fysieke beperkingen, eventueel gecombineerd met cognitieve beperkingen |
PIP’s | Patient Identified Problems door de patiënt ervaren problemen |
quickscan | methode volgens het Human Movement Laboratory om een indruk te krijgen van het gangbeeld (looppatroon) |
SCPE | Surveillance of Cerebral Palsy in Europed de meest recente en internationaal geaccepteerde classificatie met betrekking tot de indeling naar het type bewegingsstoornis |
SRT-I | Shuttle Run Test protocol-I instrument om de aerobe capaciteit te testen |