Skip to main content
Top

2015 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3 De romp

Auteurs : Prof. dr. A.H.M. Lohman, Drs. A. Zuidgeest

Gepubliceerd in: Vorm en beweging

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De wervelkolom bestaat uit 7 halswervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels, het heiligbeen en het stuitbeen. De bewegingen die in de wervelkolom craniaal (boven) van het sacrum kunnen worden uitgevoerd zijn voorover- en achteroverbuigen, zijwaarts buigen en draaien om de lengteas naar rechts of naar links. De beweeglijkheid wordt bepaald door bouw van de bij de beweging betrokken wervels. De eigenschappen van de wervels komen gedetailleerd aan de orde. De thorax (borstkas) wordt gevormd door de borstwervelkolom, het borstbeen en de ribben. De ligging en de functie van de spieren van de wervelkolom en de borstkas worden besproken. De belangrijkste ademhalingsspier is het diaphragma (middenrif). De 7 snijzaalvideo’s en de 3 foto’s op de website, waartoe de lezer toegang heeft, verhelderen de bouw en de functie van de gewrichten en de spieren en geven inzicht in de oppervlakte-anatomie.
Woordenlijst
I. Dorsale wervelkolomspieren
A. Spinotransversale spier
1. M. splenius (p. 103)
Is een platte, vrij lange spier.
Ontspringt vanaf de processus spinosi van de bovenste zes borstwervels en de vertebra prominens en loopt schuin naar lateraal-boven naar de halswervelkolom en de schedel. De caudale vezels insereren aan de processus transversi van de 1e-3e halswervel (m. splenius cervicis), de craniale vezels insereren lateraal aan de linea nuchalis superior en de processus mastoideus (m. splenius capitis).
Functie: draait bij eenzijdige contractie de halswervelkolom en het hoofd naar dezelfde zijde; buigt bij tweezijdige contractie de halswervelkolom en het hoofd achterover.
B. M. erector spinae (p. 104)
Is een lange spiermassa.
Ontspringt van de crista iliaca, de achterzijde van het os sacrum, de achterste ligamenten van het sacro-iliacale gewricht, de fascia thoracolumbalis en de processus spinosi van de lendenwervels en de onderste borstwervels. De spier kan craniaal van het lendengebied worden verdeeld in de m. iliocostalis, de m. longissimus en de m. spinalis.
2. M. iliocostalis (p. 104)
Is de laterale component van de m. erector spinae.
Spierbundels lopen naar de onderste 6 ribben (m. iliocostalis lumborum), van de onderste 6 ribben naar de bovenste 6 ribben (m. iliocostalis thoracis) en van de 3e-6e rib naar de processus transversi van de 3e-6e halswervel (m. iliocostalis cervicis).
Functie: buigt bij tweezijdige contractie de wervelkolom achterover.
3. M. longissimus (p. 104)
Is de middelste component van de m. erector spinae.
Spierbundels lopen naar de ribben en de dwarsuitsteeksels van de lenden- en halswervels (m. longissimus cervicis) en van de dwarsuitsteeksels van de halswervels naar de proc. mastoideus van de schedel (m. longissimus capitis).
Functie: draait bij eenzijdige contractie het hoofd naar dezelfde zijde; buigt bij tweezijdige contractie de wervelkolom en het hoofd achterover.
4. M. spinalis (p. 104)
Is de mediale component van de m. erector spinae.
Is een polysegmentale spier die de processus spinosi met elkaar verbindt. Komt alleen voor in het borstgebied (m. spinalis thoracis) en in het halsgebied (m. spinalis cervicis).
Functie: buigt de wervelkolom achterover.
C. Transversospinale spieren
Verbinden processus transversi met hoger gelegen processus spinosi en bestaan uit drie spieren.
5. Mm. rotatores (p. 105)
Verbinden óf twee boven elkaar gelegen wervels met elkaar óf overbruggen één wervel. Strekken zich uit over de hele thoracale wervelkolom.
6. M. multifidus (p. 105)
Overbrugt 2-4 wervels en strekt zich uit vanaf de 4e sacrale wervel tot aan de 2e halswervel.
7. M. semispinalis (p. 105)
Overbrugt meer dan 4 wervels en komt voor in het bovenste borstgebied (m. semispinalis thoracis) en in het halsgebied (m. semispinalis cervicis). De meest craniale vezels insereren aan het os occipitale tussen de lineae nuchales superior en inferior en worden de m. semispinalis capitis genoemd.
Functie: de mm. rotatores en de m. multifidus houden de vorm van de wervelkolom in stand; de m. semispinalis buigt bij tweezijdige contractie de wervelkolom en het hoofd achterover.
D. Mm. interspinales en mm. intertransversarii
8. Mm. interspinales (p. 106)
Zijn monosegmentale spieren die de processus spinosi van opeenvolgende wervels verbinden.
Komen alleen voor in de nek en in het lendengebied.
Functie: buigen de wervelkolom achterover.
9. Mm. intertransversarii (p. 106)
Zijn monosegmentale spieren die de processus transversi van opeenvolgende wervels verbinden.
Komen alleen voor in de nek en in het lendengebied.
Functie: buigen bij eenzijdige contractie de wervelkolom zijwaarts; buigen bij tweezijdige contractie de wervelkolom achterover.
E. Korte nekspieren
10. M. rectus capitis posterior major (p. 107)
Is een vrij lange, driehoekige spier.
Ontspringt van de processus spinosus van de axis.
Insereert aan het laterale deel van de linea nuchalis inferior van de schedel.
Functie: draait bij eenzijdige contractie het hoofd naar dezelfde zijde; buigt bij tweezijdige contractie het hoofd achterover.
11. M. rectus capitis posterior minor (p. 107)
Is een kleine, driehoekige spier.
Ontspringt van het tuberculum posterius van de atlas.
Insereert aan het mediale deel van de linea nuchalis inferior van de schedel.
Functie: draait bij eenzijdige contractie het hoofd naar dezelfde zijde; buigt bij tweezijdige contractie het hoofd achterover.
12. M. obliquus capitis inferior (p. 107)
Is een kleine, parallelvezelige spier.
Ontspringt van de processus spinosus van de axis.
Insereert aan de processus transversus van de atlas.
Functie: draait de atlas en het hoofd naar dezelfde zijde.
13. M. obliquus capitis superior (p. 107)
Is een kleine, driehoekige spier.
Ontspringt van de processus tranversus van de atlas.
Insereert aan de schedel tussen de lineae unchales superior en inferior.
Functie: draait bij eenzijdige contractie het hoofd naar de tegengestelde zijde; buigt bij tweezijdige contractie het hoofd achterover.
II. Ventrale wervelkolomspieren. Innervatie: rami ventrales van de spinale zenuwen
14. M. longus colli (p. 110)
Is een vrij lange spier die in het midden het breedst is.
Spierbundels lopen van de voorzijden van de wervellichamen C5-Th3 naar de voorzijden van de wervellichamen C1-C3 (pars recta), van de processus transversi C2-C5 naar het tuberculum anterius van de atlas (pars obliqua superior) en van de voorzijden van de wervellichamen Th1-Th3 naar de processus transversi C5-C7 (pars obliqua inferior).
Functie: buigt de halswervelkolom zijwaarts. De pars recta buigt de halswervelkolom voorover; de beide schuine delen draaien de wervelkolom en het hoofd naar dezelfde zijde.
15. M. longus capitis (p. 110)
Is een langwerpige spier.
Ontspringt van de processus transversi C3-C6.
Insereert aan de pars basilaris van het os occipitale.
Functie: buigt de halswervelkolom en het hoofd voorover.
16. M. rectus capitis anterior (p. 110)
Is een kleine spier.
Ontspringt van de massa lateralis van de atlas. Insereert aan de pars basilaris van het os occipitale.
Functie: buigt het hoofd voorover.
17. M. rectus capitis lateralis (p. 110)
Is een kleine spier.
Ontspringt van de processus transversus van de atlas.
Insereert aan de processus jugularis van het os occipitale.
Functie: buigt het hoofd zijwaarts.
III. Thoraxspieren
A. Intercostale spieren. Innervatie: nn. intercostales i-xi
18. Mm. intercostales externi (p. 118)
Zijn platte spieren. Liggen in de intercostale ruimten vanaf de tubercula van de ribben tot aan de ribkraakbeenderen en lopen van achterboven naar voor-onder.
Ontspringen van de onderzijden van de ribben. Insereren aan de bovenzijden van de onderliggende ribben.
Functie: heffen de ribben en vergroten de borstholte bij inademing; zij draaien bovendien de borst naar de tegengestelde zijde.
19. Mm. intercostales interni (p. 118)
Zijn platte spieren. Liggen in de intercostale ruimten vanaf het sternum tot aan de anguli van de ribben en lopen van voor-boven naar achteronder. De binnenste vezels worden de mm. intercostales intimi genoemd.
Ontspringen van de onderzijden van de ribben. Insereren aan de bovenzijden van de onderliggende ribben.
Functie: de vezels tussen de kraakbenige ribdelen heffen de ribben en vergroten de borstholte. De vezels tussen de benige ribdelen bewegen de ribben naar beneden en verkleinen de borstholte; zij draaien bovendien de borst naar dezelfde zijde.
20. Mm. subcostales (p. 118)
Liggen achter-onder aan de binnenzijde van de borstwand. Hebben hetzelfde vezelverloop als de mm. intercostales interni, maar overbruggen 1 à 2 ribben.
Functie: bewegen de ribben naar beneden.
B. Sternocostale spier
21. M. transversus thoracis (p. 118)
Is een dunne en platte, vierhoekige spier. Ontspringt van de achterzijde van de processus xiphoideus en het onderste deel van het corpus van het sternum.
Insereert aan de binnenzijde van het kraakbeen van de 2e-6e rib.
Functie: beweegt de ribben naar beneden.
Innervatie: nn. intercostales ii-vi.
C. Truncocostale spieren
22. M. scalenus anterior (p. 118)
Is een langwerpige, vierhoekige spier.
Ontspringt van de tubercula anteriora van de processus transversi C3-C6.
Insereert aan het tuberculum m. scaleni anterioris van de 1e rib.
Functie: buigt bij eenzijdige contractie de halswervelkolom zijwaarts; buigt bij tweezijdige contractie de halswervelkolom voorover of heft de 1e rib.
Innervatie: plexus brachialis (C4-C8).
23. M. scalenus medius (p. 118)
Is een langwerpige spier.
Ontspringt van de processus transversi C1-C7.
Insereert aan de 1e rib achter de sulcus a. subclaviae.
Functie: buigt bij eenzijdige contractie de halswervelkolom zijwaarts; buigt bij tweezijdige contractie de halswervelkolom voorover of heft de 1e rib.
Innervatie: plexus brachialis (C4-C8)
24. M. scalenus posterior (p. 118)
Is een langwerpige spier.
Ontspringt van de tubercula posteriora van de processus transversi C5-C7.
Insereert aan de 2e rib.
Functie: buigt bij eenzijdige contractie de halswervelkolom zijwaarts; heft bij tweezijdige contractie de 2e rib.
Innervatie: plexus brachialis (C4-C8).
25. M. scalenus minimus (p. 118)
Is een kleine spier.
Ontspringt van de processus transversus C7.
Insereert aan de pleurakoepel en de binnenzijde van de 1e rib.
Functie: spant de pleurakoepel.
Innervatie: plexus brachialis (C8).
26. Mm. levatores costarum (p. 118)
Zijn platte en dunne, driehoekige spieren.
Ontspringen van de processus transversi C7-Th11.
Insereren aan de anguli van de onderliggende ribben.
Functie: heffen de ribben, buigen bij eenzijdige contractie de wervelkolom zijwaarts en draaien bij eenzijdige contractie de wervelkolom naar de tegengestelde zijde.
Innervatie: nn. thoracici (rami dorsales).
27. M. serratus posterior superior (p. 118)
Is een platte en zeer dunne, vierhoekige spier.
Ontspringt van de processus spinosi C6-Th2.
Insereert aan de 2e-5e rib, lateraal van de anguli.
Functie: heft de ribben.
Innervatie: nn. intercostales i-iv.
28. M. serratus posterior inferior (p. 119)
Is een platte en zeer dunne, vierhoekige spier.
Ontspringt ter hoogte van de wervels Th11-L2 van de fascia thoracolumbalis.
Insereert aan de 9e-12e rib, lateraal van de anguli.
Functie: beweegt de ribben naar beneden.
Innervatie: nn. intercostales ix-xi, n. subcostalis.
29. Diaphragma (p. 119)
Is een koepelvormige structuur op de scheiding van borst- en buikholte. Bestaat uit een spiergedeelte (de pars muscularis) en een centraal gelegen centrum tendineum.
De spiervezels ontspringen van de processus xiphoideus van het sternum (de pars sternalis), van de binnenzijden van de 7e-12e rib (de pars costalis) en van de ligg. arcuata mediale en laterale, de voorzijden van de wervellichamen L1-L4 en het lig. longitudinale anterius (de pars lumbalis).
Alle spiervezels insereren aan het centrum tendineum.
Functie: vergroot de borstholte en verhoogt de intra-abdominale druk.
Innervatie: nn. phrenici (C4).
IV Buikspieren
A. Rechte buikspieren
30. M. rectus abdominis (p. 123)
Is een brede, platte spier.
Ontspringt van de voorzijde van het kraakbeen van de 5e-7e rib en de processus xiphoideus van het sternum.
Insereert aan de symphysis pubica en, mediaal van het tuberculum pubicum, aan de bovenrand van het os pubis.
Functie: buigt de wervelkolom voorover en be-
weegt de ribben naar beneden.
Innervatie: nn. intercostales vi-xi, n. subcostalis.
31. M. pyramidalis (p. 123)
Is een kleine, driehoekige spier.
Ontspringt van de symphysis pubica.
Insereert halverwege de symfyse en de navel aan de linea alba.
Functie: spant de linea alba.
Innervatie: n. subcostalis.
32. M. quadratus lumborum (p. 123)
Is een platte, vierkante spier.
Ontspringt van het achterste deel van het labium internum van de crista iliaca.
Insereert aan de 12e rib en de processus costales L1-L4.
Functie: trekt de 12e rib naar beneden en buigt de wervelkolom zijwaarts.
Innervatie: n. subcostalis en plexus lumbalis (L1-L3).
B. Schuine buikspieren
33. M. obliquus abdominis externus (p. 124)
Is een brede en platte spier.
Ontspringt van de buitenzijden van de 5e-12e rib.
Insereert aan het voorste tweederde deel van het labium externum van de crista iliaca, het tuberculum pubicum en de linea alba.
Functie: draait bij eenzijdige contractie de wervelkolom naar de tegengestelde zijde en buigt de wervelkolom zijwaarts; buigt bij tweezijdige contractie de wervelkolom voorover, beweegt de ribben naar beneden en verhoogt de intraabdominale druk.
Innervatie: nn. intercostales v-xi, n. subcostalis.
34. M. obliquus abdominis internus (p. 126)
Is een brede en platte spier.
Ontspringt van de fascia thoracolumbalis, de linea intermedia van de crista iliaca en de fascia iliaca.
Insereert aan de onderranden van de 9e-12e rib en aan de linea alba.
Functie: draait bij eenzijdige contractie de wervelkolom naar dezelfde zijde en buigt de wervelkolom zijwaarts; beweegt bij tweezijdige contractie de ribben naar beneden en verhoogt de intra-abdominale druk.
Innervatie: nn. intercostales vii-xi, n. subcostalis, plexus lumbalis (L1).
C. Dwarse buikspier
35. M. transversus abdominis (p. 126)
Is een brede en platte spier.
Ontspringt van de binnenzijden van de 7e-12e rib, de fascia thoracolumbalis, het labium internum van de crista iliaca en de fascia iliaca. Insereert aan de linea alba en het lig. pectineale op het pecten van het os pubis.
Functie: beweegt de ribben naar beneden en verhoogt de intra-abdominale druk.
Innervatie: nn. intercostales vii-xi, n. subcostalis, plexus lumbalis (L1).
Tabel van de bewegingen van de wervelkolom, het hoofd en de ribben
Bewegingen van de wervelkolom (p. 99 en p. 129)
Deze bewegingen worden uitgevoerd in het gedeelte van de wervelkolom dat zich craniaal van het os sacrum bevindt.
Vooroverbuigen: tweezijdige contractie van de m. rectus abdominis en de m. obliquus abdominis externus.
Achteroverbuigen: tweezijdige contractie van de m. erector spinae.
Zijwaartsbuigen: achterste vezels van de mm. obliqui abdominis externus en internus, m. quadratus lumborum, mm. intertransversarii van de m. erector spinae.
Draaien naar dezelfde zijde: m. obliquus abdominis internus.
Draaien naar de tegengestelde zijde: m. obliquus abdominis externus.
Bewegingen van het hoofd (p. 101 en p. 355)
Deze bewegingen worden uitgevoerd in de articulatio atlanto-occipitalis, de articulationes atlanto-axiales en het resterende deel van de halswervelkolom.
Vooroverbuigen: tweezijdige contractie van de m. sternocleidomastoideus, de mm. scaleni anterior en medius, de m. longus colli, de m. longus capitis en de m. rectus capitis anterior.
Achteroverbuigen: tweezijdige contractie van de craniale delen van de m. erector spinae en de vier korte nekspieren.
Zijwaarts buigen: craniale delen van de m. erector spinae, m. rectus capitis lateralis, mm. scaleni anterior, medius en posterior.
Draaien naar dezelfde zijde: m. longissimus capitis en m. splenius van de m. erector spinae, de vier korte nekspieren behalve de m. obliquus capitis superior, m. longus colli.
Draaien naar de tegengestelde zijde: m. sternocleidomastoideus, m. obliquus capitis superior.
Bewegingen van de ribben (p. 116)
De bewegingen van de ribben worden uitgevoerd in de articulationes costovertebrales en staan in dienst van de ademhaling. Bij de inademing worden de ribben geheven, bij de uitademing vindt een daling van de ribben plaats. De belangrijkste ademhalingsspier is het diaphragma.
Inademing: diaphragma, mm. intercostales externi, de tussen de kraakbenige ribdelen gelegen mm. intercostales interni, mm. scaleni anterior, medius en posterior.
Hulpademhalingsspieren: m. sternocleidomastoideus, mm. pectorales major en minor, m. latissimus dorsi.
Uitademing: de tussen de benige ribdelen gelegen mm. intercostales interni, m. transversus thoracis, m. rectus abdominis, mm. obliqui abdominis externus en internus, m. transversus abdominis.
Voetnoten
1
De veelgebruikte termen lordose, kyfose en scoliose als aanduiding van de normaal voorkomende lordotische, kyfotische en scoliotische krommingen van de wervelkolom kunnen beter gereserveerd blijven voor overdreven krommingen of verkrommingen ontstaan ten gevolge van pathologische processen.
 
2
Voor de grootte van de bewegingsuitslagen in de verschillende delen van de wervelkolom wordt verwezen naar de studies van White en Panjabi, 1978; Lind e.a., 1989; Trott, 1996; Ferrario e.a., 2002; Willems e.a., 1996; Pearcy e.a., 1984; Pearcy en Tibrewal, 1984.
 
3
Hier wordt alleen het mechanisme van de uitwendige ademhaling besproken. Voor verdere gegevens over de ademhaling wordt verwezen naar de fysiologische literatuur.
 
4
Voor een recent overzicht van de werking van de intercostale spieren bij de ademhaling, zie De Troyer e.a., 2005.
 
Metagegevens
Titel
3 De romp
Auteurs
Prof. dr. A.H.M. Lohman
Drs. A. Zuidgeest
Copyright
2015
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1120-0_3