2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
29 Fractuurbehandeling bij kinderen
Auteur : Hendries Boele
Gepubliceerd in: Traumatologie van extremiteiten en bekken
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
type I: epifysiolyse, met of zonder verplaatsing van de epifysaire schijf;
-
type II: epifysiolyse met een metafysair fragment;
-
type III: de epifyse is gefractureerd; de fractuurlijn loopt gedeeltelijk door de epifysaire schijf en het gewricht;
-
type IV: de fractuurlijn loopt door de metafyse, de epifysaire schijf en de epifyse heen tot in het gewricht;
-
type V: compressiefractuur van de epifysaire schijf;
-
type VI: contusie ter hoogte van de rand van de epifysaire schijf.
-
Salter-Harris type III-, IV-, V- en VI-fractuur;
-
tweede- en derdegraads open fractuur;
-
fractuur met neurologische uitvalsverschijnselen;
-
fractuur met vaatletsel;
-
fractuur met luxatie, zoals een monteggia- of een galeazzifractuur;
-
instabiele antebrachiumfractuur.
-
Proximale femurfractuur (zie paragraaf 29.2.1). Behandeling: fixatie met K-draden of gecanuleerde schroeven.
-
Femurschachtfractuur (zie paragraaf 29.2.2). Behandeling: conservatief, kinderen jonger dan 4 jaar: bryanttractie. Operatief: twee elastische pennen (TEN).
-
Distale femurfractuur (zie paragraaf 29.2.3). Behandeling: eventueel twee percutane K-draden of gecanuleerde schroeven.
-
Onderbeenfractuur (zie paragraaf 29.2.4). Behandeling: gesloten repositie en bovenbeengips. Instabiele fractuur: schroeffixatie.
-
Enkelfractuur (zie paragraaf 29.2). Behandeling: onbloedige repositie en gipsverband; bloedige repositie: minimale osteosynthese.