Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

20 Operatietechnieken bij trauma van het proximale femur

Auteur : Hendries Boele

Gepubliceerd in: Traumatologie van extremiteiten en bekken

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De kop-halsprothese (zie paragraaf 20.1) vervangt de heupkop bij een mediale collumfractuur en bestaat uit de volgende componenten: steel, hals, conus, bol. Plaatsing geschiedt gecementeerd of ongecementeerd.
Benadering heup: posterolateraal, anterolateraal of anterolateraal volgens Watson-Jones. Mogelijke complicaties: luxatie van de prothese, infectie, protrusio acetabuli. Operatieprocedure:
  • positioneren van de patiënt in zij- of rugligging;
  • verwijderen van de heupkop;
  • meten van de kopdiameter met schuifmaat;
  • openen van het femurkanaal;
  • opboren (raspen) van het femurkanaal;
  • inbrengen van de kophalsprothese;
  • sluiten van het heupkapsel;
  • sluiten van de wond.
Met gecanuleerde AO-schroeven (zie paragraaf 20.2) wordt een mediale collumfractuur gereponeerd en gestabiliseerd. Mogelijke complicaties: uitzakken van de schroeven, avasculaire kopnecrose.
Operatieprocedure:
  • positioneren van de patiënt op de extensietafel;
  • inbrengen van twee of drie K-draden in de heupkop;
  • meten en boren;
  • inbrengen van de gecanuleerde schroeven over de K-draad;
  • sluiten van de wond.
De dynamische heupschroef (DHS) (zie paragraaf 20.3) wordt bij een mediale collumfractuur of een per-/intertrochantere femurfractuur gebruikt om te stabiliseren
DHS bestaat uit: plaat, collumschroef of spiraalblad, compressieschroef.
Operatieprocedure:
  • positioneren van de patiënt op de extensietafel;
  • inbrengen van een K-draad in de heupkop;
  • meten en boren;
  • inbrengen van de collumschroef over de K-draad;
  • inbrengen van de plaat en fixeren met schroeven;
  • eventueel inbrengen van compressieschroef;
  • sluiten van de wond.
De Gamma Nail (zie paragraaf 20.4) wordt bij per-, inter- en subtrochantere femurfracturen gebruikt voor repositie en stabilisatie. De Gamma Nail is verkrijgbaar in een sterke staallegering en in een titanium variant en bestaat uit: mergpen, collumschroef, antirotatieschroef, endcap, distale vergrendelschroef. Mogelijke complicaties: uitzakken collumschroef, postoperatieve fractuur ter hoogte van het distale einde van de Gamma Nail.
Operatieprocedure:
  • positioneren van de patiënt op de extensietafel;
  • bepalen diameter en lengte van de pen;
  • entree maken tot de mergholte op de top van de trochanter major;
  • eventueel opboren van de mergholte;
  • introduceren van de Gamma Nail (handmatig);
  • inbrengen voerdraad, meten en boren;
  • inbrengen van de collumschroef;
  • inbrengen van de antirotatieschroef;
  • distaal vergrendelen;
  • plaatsen endcap;
  • sluiten van de wond.
De Proximal Femoral Nail Antirotation (PFNA) (zie paragraaf 20.5) wordt bij per-, inter- en subtrochantere femurfracturen gebruikt voor repositie en stabilisatie.
Operatieprocedure:
  • positioneren van de patiënt op de extensietafel;
  • bepalen diameter en lengte van de pen;
  • entree maken tot de mergholte op de top van de trochanter major;
  • eventueel opboren van de mergholte;
  • introductie van de PFNA;
  • inbrengen voerdraad, meten en inslaan van het spiraalblad;
  • distaal vergrendelen;
  • plaatsen endcap;
  • sluiten van de wond.
De trochanterfixatiepen (TFN) (zie paragraaf 20.6) is een alternatief voor de PFNA. Dit intramedullaire systeem heeft hetzelfde indicatiegebied als de Gamma Nail en de PFNA.
Metagegevens
Titel
20 Operatietechnieken bij trauma van het proximale femur
Auteur
Hendries Boele
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1185-9_20