Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2 Oogleden en conjunctiva

Auteurs : Elly Kiesenberg-de Vries, Tamara van der List

Gepubliceerd in: Oogchirurgie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Het oog wordt bedekt door twee oogleden. Deze hebben kringspieren, hebben vijf functies en werken zowel willekeurig als reflexmatig. Problemen aan de oogleden kunnen onder andere zijn dat zij het hoornvlies niet geheel bedekken of dat zij naar binnen zijn gedraaid (paragraaf 2.1.1 Anatomie).
In de voorbereiding van oogoperaties spelen de volgende aspecten een rol (paragraaf 2.1.2 Algemene aspecten van de preoperatieve fase):
  • patiënten die bloedverdunners gebruiken, moeten daar meestal mee stoppen op aanwijzing van de oogarts gedurende enkele dagen tot een week voor de operatie, om slecht zicht en kans op nabloeding te voorkomen.
  • operaties aan oogleden vinden voornamelijk onder lokale anesthesie plaats.
  • desinfectie vindt plaats met een desinfectiemiddel zonder alcohol en het oog wordt afgedekt met een gatlaken.
Na de operatie kan een kleine hoeveelheid antibioticazalf op het oog en in de conjunctivale zak worden aangebracht. Er wordt een eyepad of een tijdelijk drukverband aangebracht. De eerste dag na de operatie moet het ooglid gekoeld worden. Het daarbij gebruikte ijs mag geen contact maken met de huid (paragraaf 2.1.3 Algemene aspecten van de postoperatieve fase).
Ectropioncorrectie (paragraaf 2.2).
Een ectropion kan mediaal en lateraal voorkomen.
  • Operatie-indicaties: uitval van de nervus facialis; verslapping van de onderoogleden; littekenvorming (cicatrisatie).
  • Doel van de operatie: het herstellen van de anatomische positie, zodat de klachten en risico’s verminderen.
  • Operatieprocedure: in de buitenste ooghoek wordt het onderooglid verticaal ingeknipt en zo ingekort. Het onderooglid wordt weer vastgehecht aan de buitenste ooghoek met een polyfil 5-0 oplosbare hechting, waarna de huid wordt gehecht met een polyfil 6-0 onoplosbare hechting.
  • Complicaties: over- of ondercorrectie; recidief.
Entropioncorrectie (paragraaf 2.3).
Een entropion kan optreden aan het boven- of onderooglid, meestal bij oudere patiënten. De oorzaak is verslapping van de musculus orbicularis of van de onderooglidretractoren.
  • Operatie-indicatie: naar binnen krullend ooglid waardoor de wimpers over het oog slepen, wat irritatie en infectie kan veroorzaken.
  • Doel van de operatie: herstellen van de anatomische positie, waardoor irritatie van de cornea wordt voorkomen.
  • Operatieprocedure: het onderooglid wordt in de buitenste ooghoek met een Stevens schaartje losgeknipt en ingekort zodat het strakker wordt, waarna het weer wordt vastgehecht met een polyfil 5-0 oplosbare hechting. Diep in het ooglid worden hechtingen geplaatst die het ooglid naar buiten draaien. Vervolgens wordt de huid gehecht.
  • Complicatie: overcorrectie en recidief.
Ptosiscorrectie (paragraaf 2.4).
  • Operatie-indicatie: blepharoptosis (hangend bovenooglid) door verminderde functie van de musculus levator palpebrae superioris.
  • Doel van de operatie: omhoogbrengen van het hangende bovenooglid en herstellen van de anatomische positie.
  • Operatieprocedure: de incisie vindt plaats in de huidplooi. De tarsus (bindweefselplaat) en de pees van de musculus levator palpebrae superioris worden vrijgeprepareerd. Door de tarsus en de spier wordt een polyfil 6-0 oplosbare hechting geplaatst en tijdelijk geknoopt. Als blijkt dat het oog zich nog kan sluiten, worden ze definitief geknoopt. De huid wordt met een monofil 6-0 onoplosbare hechting gesloten.
  • Langetermijncomplicaties: bij te veel gereseceerd kan het oog onvoldoende sluiten, bij te weinig gereseceerd hangen de oogleden nog steeds te veel over de cornea heen. In beide gevallen volgt reoperatie.
Blefaroplastiek van het bovenste ooglid (paragraaf 2.5).
Operatie-indicatie: te veel ooglidhuid, waardoor de oogleden in beeld hangen en vermoeidheid ontstaat.
Doel van de operatie: overtollige huid verwijderen
Operatieprocedure: na het aanbrengen van de incisielijnen worden de huidovalen met een Stevens schaar en een fijn chirurgisch St. Martin pincet losgeprepareerd. Het teveel aan huid en spier wordt verwijderd. Bij opbollend oogvet wordt het bindweefselschot ingeknipt en vervolgens geëxideerd of gecoaguleerd. Als ook het tweede oog geopereerd wordt, wordt het eerst geopereerde oog gekoeld om de zwelling te verminderen. De huid wordt gesloten met een doorlopende of intracutane monofil 6-0 onoplosbare hechting.
Langetermijncomplicaties: lichte over- en ondercorrecties; lichte verkleuring van de oogleden.
Chalazionexcochleatie (paragraaf 2.6).
  • Operatie-indicatie: cosmetisch effect en visusklachten.
  • Doel van de operatie: verwijderen van de zwelling in een talgklier van Meibom.
  • Operatieprocedure: het chalazion wordt met een Desmarres chalazionklem gefixeerd en gepositioneerd, waartoe het onderooglid wordt geëverteerd. Met een mesje 15 wordt een incisie gemaakt over de gehele lengte van de cyste. Met een Stevens of Westcott schaar en Lester pincet wordt de conjunctiva rond de cyste vrijgeprepareerd en met een Meyerhoefer chalazionlepel wordt de cyste uitgekrabd. De incisie wordt gesloten met een oplosbare monofyl 6-0 hechting of opengelaten. Er wordt een drukverband aangelegd, dat na ongeveer 20 minuten mag worden vervangen door een eyepad.
  • Langetermijncomplicatie: recidief.
Tumoren van de oogleden (paragraaf 2.7).
Tumoren van het ooglid kan men onderscheiden in benigne (goedaardige) en maligne (kwaadaardige).
  • Goedaardige tumoren: de meeste tumoren zijn goedaardig. Zij kunnen uitgaan van adnexen, pigmentcellen (naevi), epitheliale laesies, bloedvaten en zenuwweefsel.
  • Premaligne tumoren: sommige goedaardige tumoren kunnen overgaan in een maligne tumor. Voorbeelden zijn actinische keratose, kerato-acanthoom, xeroderma pigmentosa, lentigo maligna.
  • Kwaadaardige tumoren: de meest voorkomende maligne tumoren zijn het basalecelcarcinoom, het plaveiselcelcarcinoom en het talgkliercarcinoom. Overige maligne tumoren, zoals melanomen, zijn zeldzaam.
  • Behandelingsmogelijkheden: excisie (shave-excisie of totale excisie) en reconstructie; cryochirurgie; bestraling.
Pterygium verwijderen (paragraaf 2.8).
Pterygium is een driehoekige vergroeiing van de conjunctiva en het kapsel van Tenon tot in het cornea-epitheel.
  • Operatie-indicatie: naast irritatie ontstaan visusklachten door groei over de pupilopening en door astigmatisme van het hoornvlies
  • Doel van de operatie: verbetering van visus en klachten
  • Operatieprocedure: met een 30° mes wordt de cornea ter plaatse van de ingroei ingesneden en lamellair uitgeprepareerd. Heel voorzichtig wordt het pterygium geëxcideerd naar de limbus toe tot aan de basis, waar het van de sclera wordt verwijderd. Een stukje conjunctiva van hetzelfde oog wordt getransplanteerd naar het wondbed van het verwijderde pterygium en vastgezet met lijm of enkele polyfil 8-0 oplosbare hechtingen. De wond in de conjunctiva geneest vanzelf.
  • Langetermijncomplicatie: recidief.
Metagegevens
Titel
2 Oogleden en conjunctiva
Auteurs
Elly Kiesenberg-de Vries
Tamara van der List
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1179-8_2