Samenvatting
Proximale femurfracturen (zie paragraaf 19.1) worden verdeeld in:
Femurkopfracturen worden ingedeeld volgens de classificatie van Pipkin.
Collumfracturen worden ingedeeld naar de locatie van de fractuur; verder zegt de classificatie van Pauwels iets over de steilheid van de fractuur en die van Garden zegt iets over de dislocatie van de fractuur en de prognose. Behandeling: operatief met gecanuleerde schroeven, dynamische heupschroef of hemiartroplastiek.Fracturen van het trochantermassief (zie paragraaf 19.2) worden ingedeeld in per-, inter- en subtrochantere femurfracturen. Bij deze extracapsulaire fracturen is de indeling volgens Evans het meest gangbaar. Behandeling: intramedullaire fixatie, bijvoorbeeld met: (lange) gamma-grendelpen, (lange) PFNA, TFN. Bij een intacte trochanter minor kan gekozen worden voor een dynamische heupschroef (DHS).
Heupluxaties (zie paragraaf 19.3) worden behandeld met onbloedige repositie, ook heupluxaties met een fractuur van de achterrand van het acetabulum (luxatiefractuur). Bij instabiliteit zal het acetabulum operatief gefixeerd moeten worden met een schroef- of (reconstructie)plaatosteosynthese.