Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

18 Anatomie en algemene traumatologische aspecten van de onderste extremiteit

Auteur : Hendries Boele

Gepubliceerd in: Traumatologie van extremiteiten en bekken

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De onderste extremiteiten worden anatomisch verdeeld in bekkengordel, boven- en onderbeen en voet (zie paragraaf 18.1).
Bovenbeen (zie paragraaf 18.1.1):
  • De proximale diafyse van het femur heeft een bolvormige kop (caput femoris) en is via het collum femoris verbonden met de femurschacht (diafyse).
  • Het caput femoris vormt met de kom van het acetabulum een kogelgewricht.
  • In het verlengde van de femurschacht aan de proximale zijde bevinden zich twee uitstulpingen, de trochanter major en minor.
  • De femurschacht is rond en licht gebogen naar de voorzijde en heeft in het middelste gedeelte de kleinste diameter. Aan de distale metafyse van het femur bevinden zich de mediale en laterale condylen, die deel uitmaken van het kniegewricht.
  • De fascia lata is de fascie van het bovenbeen die alle spieren omhult. Septa intermuscularia verdelen de spieren in drie compartimenten.
  • Aan de laterale zijde van het bovenbeen vormt de fascia lata de tractus iliotibialis. Aan dit deel van de fascia lata insereren de musculus tensor fascia lata en een deel van de musculus gluteus maximus.
Knie (zie paragraaf 18.1.2):
  • Dit complexe scharniergewricht bestaat in feite uit twee gewrichten: het gewricht tussen het femur en de tibia; het gewricht tussen de patella en het femur.
  • Het kniegewricht bevat een mediaal collateraal ligament (MCL) en een lateraal collateraal ligament (LCL).
  • Tussen de twee menisci bevinden zich de voorste en achterste kruisband.
  • De spieren en pezen die verantwoordelijk zijn voor het strekmechanisme van de knie bevinden zich aan de voorzijde van het bovenbeen.
  • De hamstring, aan de achterzijde van knie en bovenbeen, is verantwoordelijk voor het buigen van de knie.
Onderbeen (zie paragraaf 18.1.3):
  • Het onderbeen bestaat uit twee botten, tibia en fibula, met daartussen de membrana interossa crurus die als aanhechtingsplaats dient voor spieren.
  • De tibia is het grootst. Het brede bovenste deel wordt het tibiaplateau genoemd en vormt de kom van het kniegewricht.
  • Het distale gedeelte van de tibia staat in verbinding met de talus. Aan de binnenkant van de tibia bevindt zich de malleolus medialis, die het bovenste spronggewricht aan de binnenzijde afschermt.
  • De fibula is een stuk slanker. Aan de bovenkant zit het caput fibulae en aan de onderzijde de buitenste malleolus lateralis, die het bovenste spronggewricht aan de buitenzijde afschermt.
  • De enkel is een scharniergewricht, gevormd door de tibia met de mediale malleolus, de fibula met de laterale malleolus en de talus.
  • In het onderbeen bevinden zich drie groepen spieren: de buigers van de voet, de strekkers van de voet en zijwaartse heffers van de voet.
De voet (zie paragraaf 18.1.4) is opgebouwd uit:
  • tarsus (voetwortelbeenderen);
  • metatarsus (middenvoetsbeenderen)
  • ossa digitorum pedis (teenkootjes).
De tarsalia bestaan uit een proximale rij: os naviculare, talus, calcaneus.
De distale rij bevat: os cuneiforme mediale, os intermedium, os cuneiforme laterale en os cuboideum.
De talus is een deel van het enkelgewricht en bestaat uit twee gewrichten: het bovenste en het onderste spronggewricht.
De voet heeft veertien teenkootjes (falangen of ossa digitorum); twee voor de grote teen en drie voor de overige tenen.
Algemene aspecten bij traumata van de onderste extremiteit (zie paragraaf 18.2) omvatten:
  • positionering (zie paragraaf 18.2.1):
    • operaties aan collum: extensietafel;
    • inbrengen kophalsprothese: zijligging;
    • operaties aan de patella, onderbeen en enkel: rugligging;
    • operatie aan de achillespees: buikligging.
  • desinfectie (zie paragraaf 18.2.2): Hiervoor gelden de algemene regels zoals: van schoon naar vuil, van de incisieplaats af. Het hele been wordt circulair gedesinfecteerd.
  • afdekken (zie paragraaf 18.2.3):
    • op extensietafel: extensielaken en transparant gordijn voorzien van incisiefolie.
    • in zijligging: in de regel een U-laken.
    • operaties aan de knie, onderbeen en enkel: U-laken.
  • verbinden (zie paragraaf 18.2.4):
    • operaties aan de heup: meestal wondpleister, eventueel spicaverband;
    • operaties aan distale femur, patella, onderbeen: drukverband;
    • enkelfracturen: drukverband of gipsverband.
Metagegevens
Titel
18 Anatomie en algemene traumatologische aspecten van de onderste extremiteit
Auteur
Hendries Boele
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1185-9_18