Samenvatting
De anatomie van het bekken (zie paragraaf 16.1) is als volgt.
Het bekken heeft een ringvormige structuur en bestaat uit de ossa coxae (heupbeenderen), het os sacrum (heiligbeen) en het os coccygis (staart- of stuitbeen).
Het os coxae is samengesteld uit het os pubis (schaambeen), het os ilium (darmbeen) en het os ischii (zitbeen). Deze drie botten komen samen ter hoogte van het acetabulum.
Het os ilium bestaat uit de dunne en breekbare darmbeen/bekkenvleugels, de dikke en stevige bekkenkam (crista iliaca) en twee stevige botkolommen die bijeenkomen in het acetabulum. Aan de ventrale zijde van de bekkengordel zijn de schaambeenderen met elkaar verbonden door de symphysis pubica.
De
bekkengordel kan verdeeld worden in twee helften: een dorsale en een ventrale bekkenring.
Bekkenfracturen (zie paragraaf 16.2) kunnen ontstaan door:
-
direct geweld, bijvoorbeeld een ongeval;
-
indirect geweld, bijvoorbeeld een val van grote hoogte of een botsing waarbij de krachten via het bovenbeen of de wervelkolom op het bekken inwerken.
De diagnostiek van bekkenfracturen (zie paragraaf 16.3) bestaat uit lichamelijk onderzoek, röntgenonderzoek en CT-scan (of MRI).
De classificatie van bekkenfracturen (zie paragraaf 16.4) is als volgt.
Bekkenrandfracturen (zie paragraaf 16.4.1): avulsiefractuur, (geïsoleerde) bekkenvleugelfractuur, fractuur van het os pubis of os ischii, extrapelviene sacrumfractuur, fractuur van het os coccygis.
Bekkenringfracturen (zie paragraaf 16.4.2): hierbij is de bekkenring op een of meer plaatsen onderbroken. Tile onderscheidt drie typen: A, B en C.
De primaire behandeling van bekkenfracturen (zie paragraaf 16.5) is gericht op beperking van het bloedverlies. Het bekken wordt hiertoe gestabiliseerd met een fixateur externe. De definitieve behandeling kan conservatief of operatief zijn.
Operatieve fixatiemogelijkheden:
Begeleidende letsels bij bekkenfracturen (zie paragraaf 16.6) kunnen zijn: