Samenvatting
In dit hoofdstuk gaan we in op de verklarende of toetsende statistiek. In de verklarende statistiek wordt met behulp van statistische toetsen nagegaan in hoeverre hypothesen juist of onjuist zijn. Hypothesen kunnen geformuleerd worden op basis van de dagelijkse praktijkvoering van paramedici. Een therapeut kan bijvoorbeeld het idee krijgen dat een bepaalde behandeling tegen rugpijn, zoals oefentherapie, effectiever is dan massagetherapie, of dat meer vrouwen dan mannen artroseklachten hebben. Als de therapeut wil toetsen of deze verschillen ook ‘werkelijk’ aanwezig zijn of dat hij deze verschillen bij toeval aantrof in zijn patiëntengroep, maakt hij gebruik van de toetsende statistiek. Vrijwel alle statistische toetsen zijn gebaseerd op een breuk met in de teller een maat voor de grootte van het effect en in de noemer een maat voor de spreiding. Een aantal belangrijke statistische toetsen wordt in dit hoofdstuk toegelicht.