Samenvatting
Omdat de foetus zich in de baarmoeder bevindt en daarom alleen maar indirect en intermitterend vervolgd kan worden, vallen de door de zwangerschap geïnduceerde veranderingen bij de moeder meer op dan die bij de foetus. Echter, de moederlijke veranderingen worden bijna volledig door placentahormonen aangestuurd. Deze zorgen ervoor dat het moederlijk organisme zodanig verandert dat het intra-uteriene milieu voor het zich ontwikkelende kind geoptimaliseerd wordt. Hieruit volgt dat uitblijvende moederlijke zwangerschapsveranderingen oorzaak dan wel gevolg kunnen zijn van een suboptimale placentafunctie. Uit recent onderzoek blijken vele zwangerschapscomplicaties al met een gestoorde placentatie vanaf de implantatie te beginnen. Alleen met een beter inzicht in de normale placentaontwikkeling kan men bij zwangerschapscomplicaties die een gevolg zijn van een inadequate placentafunctie, de pathogenese beter leren begrijpen. Met een beter inzicht in de foetale groei en ontwikkeling wordt niet alleen het continuüm met de neonatale ontwikkeling inzichtelijk, maar kunnen ook tijdens de zwangerschap allerlei foetale functies in de context van de nog onvoltooide rijping geplaatst worden, zonder ze meteen op basis van onbegrip als afwijkend te classificeren.