2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
1. Laparotomische chirurgie
Auteurs : Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
Gepubliceerd in: Algemene chirurgie
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
algemene preoperatieve fase;
-
algemene peroperatieve fase;
-
algemene postoperatieve fase.
-
het hechtmateriaal dat wordt toegepast bij laparotomische chirurgische operaties;
-
de specifieke benodigdheden, d.w.z. de middelen en materialen die bij veel operaties aan het maag-darmkanaal worden gebruikt;
-
het specifieke instrumentarium, d.w.z. laparoscopisch specifiek instrumentarium en de mechanische hecht- en snijapparatuur.
-
de verschillende liggingen van de patiënt die bij operaties aan de tractus digustives worden gebruikt en de combinaties van mogelijkheden daarvan;
-
de temperatuur van de patiënt om afkoeling tijdens de operatie te voorkomen;
-
de diathermie en de plaats van de neutrale diathermieplaat;
-
de verschillende desinfectiemiddelen die worden gebruikt en de desinfectiezones (zie hiervoor paragraaf 1 afbeelding 1.5 t/m 1.9);
-
het re-usable en disposable afdekmateriaal.
-
incisies (zie afbeelding 1.10);
-
skeletteermethoden (zie afbeelding 1.11);
-
naadtechnieken(everterende en inverterende naad);
-
darmanastomosen (zie paragraaf 1.2.2 en afbeelding 1.12 t/m 1.20);
-
aandachtspunten bij oncologische operaties zoals: een ruime excisie, verwijderen van de regionale lymfeklieren, sparende operaties, voorkomen van spill, de no-touch techniek, spoelen van de wond, gebruik van gazen en gebruik van diathermie (zie paragraaf 1.2.5);
-
veel toegepaste drains, hun werking en toepassing worden benoemd bij therapeutische, profylactische of postoperatieve drainage (zie paragraaf 1.2.6).
-
het verbinden (zie paragraaf 1.3.1);
-
zorg voor preparaten en de daarvoor benodigde protocollen (paragraaf 1.3.2);
-
de richtlijnen en zorg voor afval en vuil instrumentarium (paragraaf 1.3.3);
-
toestand van de patiënt bij vertrek van de operatieafdeling waarbij op de verkoeverkamer, naast de vitale functies, aandacht besteed wordt aan de maagsonde, blaaskatheter, het infuus, de wond en aan voldoende pijnbestrijding (zie paragraaf 1.3.4);
-
de kortetermijncomplicaties, onder andere de nabloeding, naadlekkage, oedeemvorming, urineweginfectie en longproblemen (zie paragraaf 1.3.5);
-
de langetermijncomplicaties, onder andere het short bowel syndrome, decubitus en de psychische gevolgen van de operatie (zie paragraaf 1.3.6).