Skip to main content
Top

Open Access 24-04-2024 | Wetenschappelijk artikel

Wie, wat, waar? De invloed van het Integraal ZorgAkkoord op bestaande regionale netwerken in de zorg

Auteurs: Robin Peeters, Daan Westra, Rachel Gifford, Dirk Ruwaard

Gepubliceerd in: TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Zorg- en welzijnsorganisaties worden gestimuleerd om samen te werken in regionale, domeinoverstijgende netwerken. Hoewel literatuur laat zien dat beleidsveranderingen invloed hebben op de effectiviteit van bestaande netwerken, is de invloed van het Integraal ZorgAkkoord (IZA) nog niet bekend. We hebben deze onderzocht via een longitudinale, kwalitatieve casestudy van een netwerk dat al geruime tijd bestond. De resultaten laten zien dat in het kader van de invoering van het IZA op het niveau van de zorgkantoorregio een nieuw, overkoepelend netwerk is opgezet. Hierdoor werden het doel, de samenstelling en het voortbestaan van het bestaande netwerk onzeker. In het bestaande netwerk ontstond een tweedeling tussen leden die wel deelnamen aan het nieuwe netwerk en leden die dat niet deden. Organisaties die wel deelnamen aan het nieuwe netwerk stelden hun deelname in het bestaande netwerk ter discussie om de bestuurlijke druk te verlagen. Organisaties die alleen deelnamen aan het bestaande netwerk trokken hun deelname in twijfel omdat het doel niet meer duidelijk was voor deelnemers en ze een gebrek aan transparantie ervoeren over besluiten in het nieuwe netwerk. De nationale overheid en beleidsmakers zouden er goed aan doen om bij verdere uitwerking van het IZA nauwe aansluiting te zoeken bij de praktijk.

Inleiding

Al ruim tien jaar moedigt de overheid organisaties in zorg en welzijn aan om samen te werken in domeinoverstijgende netwerken. Zo zijn er in 2013 bijvoorbeeld negen proeftuinen aangewezen om de ontwikkeling van zulke samenwerkingsverbanden te volgen [1] en is in 2018 de beweging ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek’ (JZOJP) geïntroduceerd, waarin samenwerking als voorwaarde van goede zorg wordt gesteld [2]. In dergelijke netwerken werken uiteenlopende organisaties samen, zoals verzekeraars, zorg- en welzijnsorganisaties, gemeenten en patiëntenorganisaties. Ze worden vaak gezien als de oplossing voor de grote problemen, zoals lange wachtlijsten en hoge zorgkosten, om zo de zorg duurzaam te houden [35]. Onlangs is ook in het Integraal ZorgAkkoord (IZA) 2022 ingezet op dergelijke samenwerkingsvormen in de zorgkantoorregio [6]. Hoewel veel netwerken zich al vóór de invoering van het IZA hebben ontwikkeld, werd dit vaak op een kleinere schaal gedaan dan die van de zorgkantoorregio. Eerder werd ook wel de vraag gesteld of dé regio eigenlijk wel bestaat [7]. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken welke invloed het IZA op bestaande regionale netwerken heeft, en in het bijzonder de aanwijzing van de zorgkantoorregio als het niveau waarop samengewerkt moet worden.
Er zijn veel determinanten die de effectiviteit van netwerken kunnen beïnvloeden [8]. Veranderingen in de interne omgeving van netwerken kunnen van invloed zijn op het netwerk, bijvoorbeeld wanneer de samenstelling van het netwerk verandert of het commitment van deelnemers afneemt [9, 10]. Ook kunnen verschillen in de verzorgingsgebieden van organisaties in een netwerk problematisch zijn voor de geografische afbakening en het vaststellen van het doel van het netwerk [11]. Daarnaast bestaan er allerlei verschillen tussen de organisaties binnen een netwerk die de effectiviteit van het netwerk kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld wat betreft de mate van vertrouwen tussen deelnemende organisaties [12], de mate van invloed binnen het netwerk [13] en de mate van openheid en transparantie bij de besluitvorming [14]. Ook kunnen veranderingen in de omgeving netwerken faciliteren bij het bereiken van hun doelen, bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van beleidsveranderingen zoals het IZA. Dergelijke veranderingen kunnen ook belemmerend werken, bijvoorbeeld wanneer bepaalde rollen en verantwoordelijkheden zoals beschreven in een beleidsverandering, niet overeenkomen met die in de praktijk [15]. We weten echter niet wat de invloed van het IZA als beleidsverandering is op bestaande netwerken en de dynamiek tussen hun leden.
De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt: ‘Welke invloed heeft het IZA op bestaande regionale netwerken?’ Het antwoord hierop is om meerdere redenen van belang. Het kan in de eerste plaats netwerken en deelnemende organisaties in de praktijk helpen om te gaan met de veranderingen die het IZA veroorzaakt. Omgekeerd kunnen de verworven inzichten bijdragen aan de voorbereiding van overheidsbeleid en specifiek eventuele verdere ontwikkelingen van het IZA door te zorgen dat deze zo goed mogelijk aansluiten bij de praktijk en zo ook bestaande netwerken dan wel netwerkvorming in de praktijk ondersteunen. Ten slotte kan het antwoord wijzen op lacunes in onze kennis over de effectiviteit van netwerken en de rol van het beleid daarin, en daarmee gericht toekomstig onderzoek stimuleren.

Methode

Dit onderzoek maakt onderdeel uit van een longitudinaal, kwalitatief caseonderzoek naar een netwerk in Nederland, in de periode van april 2019 tot en met september 2023. In de regio waarin het netwerk actief is vindt veel samenwerking plaats. Zo werd hier in 2013 een van de negen landelijke proeftuinen gelanceerd [16]. In het netwerk zijn de grootste aanbieders vertegenwoordigd van eerste- en tweedelijnszorg, geestelijke gezondheidszorg, hulp en ondersteuning, thuiszorg, jeugdzorg, publieke gezondheidszorg, naast de dominante zorgverzekeraar, de grootste gemeente en patiëntenorganisatie. Het netwerk bestaat uit vier deelnetwerken, die elk een eigen focusgebied hebben en waarin veel projecten worden uitgevoerd. De regio waarin het netwerk actief is, omvat een aantal gemeenten, waarvan er een zich kenmerkt door sterke vergrijzing, hoge zorgkosten, een lage ervaren gezondheid en een lage sociaaleconomische status [17, 18]. Figuur 1 geeft een beeld van de sterk vervlochten relaties tussen de organisaties die betrokken zijn bij de initiatieven die het netwerk heeft uitgerold. De data hiervoor zijn verzameld tijdens het project waarin de vier voorzitters van de vier deelnetwerken documenten hebben aangeleverd en zijn geïnterviewd om een compleet beeld van de relaties in het netwerk te krijgen. Vervolgens zijn de data geanalyseerd in UCINET.
Het netwerk wordt in de subregio gezien als het overkoepelende bestuurlijke netwerk waarin de koers van deze regio wordt besproken en gemonitord. Omdat het netwerk al meer dan tien jaar bestaat en erg actief is, is deze casus bij uitstek geschikt om de invloed van het IZA te analyseren door een vergelijking te maken tussen de situatie vóór de invoering van het IZA en die daarna. Ook stelt de longitudinale aard van ons onderzoek ons in staat de pre- en post-IZA-situatie te observeren, en hoeven we dat niet retrospectief te doen. Met de term ‘subregionaal’ verwijzen we naar de regio waarin het bestaande netwerk actief is, inclusief de deelnetwerken en initiatieven die daarin worden uitgerold. Deze subregio vormt een van de twee subregio’s binnen de zorgkantoorregio.
Dit onderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit Maastricht (FHML-REC/2020/080).

Dataverzameling

Tijdens het onderzoek hebben we ten behoeve van datatriangulatie drie soorten data verzameld (zie tab. 1), namelijk observaties, documenten en interviews [19]. De driemaandelijkse bijeenkomsten van het netwerk zijn gedurende de periode april 2019 tot en met juli 2023 geobserveerd door minimaal één, maar meestal twee onderzoekers. De onderzoekers maakten daarvan aantekeningen en bespraken na iedere bijeenkomst hun observaties. In totaal werden in deze periode 17 bijeenkomsten bijgewoond. De observaties gaven inzicht in de dynamiek tussen de deelnemers in het netwerk. Ook zijn tijdens dezelfde periode documenten verzameld van het netwerk en de deelnetwerken. Dit betrof notulen van bijeenkomsten, interne beleidsstukken en openbaar toegankelijke documenten (rapporten en mediaberichten), met in totaal 1622 pagina’s uit 226 documenten. De documenten gaven ook inzicht in de ontwikkeling van het netwerk over de tijd en de invloed die het IZA hierop had. Verder zijn er 34 interviews uitgevoerd, verdeeld over drie interviewrondes. In alle drie de rondes hebben we de bestuurders geïnterviewd die hun organisatie in het netwerk vertegenwoordigen. In elke ronde werd datasaturatie bereikt. Tabel 1 geeft een overzicht van de onderwerpen in elke interviewronde. De interviews duurden gemiddeld 1 uur en werden op locatie of online gehouden, afhankelijk van de toen geldende COVID-restricties. De interviews werden opgenomen en ad verbatim getranscribeerd.
Tabel 1
Overzicht van de verzamelde data
observaties
aantal
uren
17
34
documenten (aantal documenten (pagina’s))
 
notulen van bijeenkomsten
interne documenten
mediaberichten en online rapporten
totaal
netwerk
29 (95)
112 (987)
85 (540)
226 (1.622)
interviews (totaal 34)
 
ronde 1
ronde 2
ronde 3
periode
april–juni 2019
augustus 2020–februari 2021
mei–juli 2023
aantal participanten
11
12
11
Van alle deelnemers namen 9 dezelfde participanten deel aan ronde 1 en 2; namen 6 dezelfde participanten deel aan ronde 2 en 3; en namen 5 participanten deel aan alle drie de interviewrondes. Veranderingen kwamen door wisselingen in bestuurders binnen de betreffende organisaties. Van de 11 respondenten uit ronde 3 participeren 6 respondenten ook in het nieuw opgezette IZA-netwerk
onderwerp
Waarom neemt u deel aan netwerken en wat is daarin belangrijk? Hoe is het netwerk georganiseerd? Wie vervult welke rol(len) binnen het netwerk?
Wanneer is een netwerk effectief of niet? Hoe beoordeelt u of een netwerk effectief is of niet? Waarom neemt u deel aan een niet-effectief netwerk?
Wat voor invloed heeft het Integraal ZorgAkkoord gehad op dit netwerk en de netwerken in de regio?

Data-analyse

De eerste auteur heeft de interviews inductief thematisch geanalyseerd in Atlas.ti 9 [19], waarvoor de interviews eerst open gecodeerd zijn. Hoewel de interviews uit ronde 1 en 2 een andere focus hadden, gaven ze relevante informatie over de situatie rond het netwerk vóór de invoering van het IZA. Relevante data met betrekking tot de organisatie van het netwerk en de regio uit interviewrondes 1 en 2 zijn daarom ook meegenomen in de analyse. De interviews uit ronde 3 zijn specifiek gebruikt om inzicht te krijgen in de invloed van het IZA op het netwerk. Daarna hebben we axiaal gecodeerd door verschillende codes aan elkaar te verbinden en gemeenschappelijke thema’s te identificeren. Alle bevindingen zijn besproken met het hele onderzoeksteam om een helder beeld te krijgen van de resultaten en de betekenis daarvan. De observaties en documenten zijn gebruikt om inzicht te krijgen in de organisatie en de samenstelling van het netwerk, en de dynamiek binnen het netwerk en hoe deze verandert.

Resultaten

We presenteren de resultaten in twee hoofdcategorieën, die gerelateerd zijn aan de invloed van het IZA op het regionale netwerk: de veranderingen in de rol, het doel en de samenstelling van het netwerk, en veranderingen in de dynamiek tussen organisaties in het netwerk.

Veranderingen in de rol, het doel en de samenstelling van het netwerk

Naar aanleiding van de introductie van het IZA werd een nieuw regionaal netwerk opgezet op het niveau van de zorgkantoorregio. Hierin is een aantal organisaties vertegenwoordigd uit de twee subregio’s waaruit de zorgkantoorregio voorheen bestond, die elk eigen samenwerkingsverbanden hebben. Het regionale netwerk werd daarmee als het ware een ‘netwerk-van-netwerken’. Dit had drie grote gevolgen voor het doel en de samenstelling van het onderzochte subregionale netwerk: de focus van de bijeenkomsten veranderde, deelnemers trokken hun deelname aan het netwerk in twijfel, en de rol en ook het toekomstig bestaansrecht van het netwerk stonden ter discussie.
Vóór de introductie van het IZA lag de focus tijdens bijeenkomsten van het netwerk vooral op het bespreken van de ontwikkelingen rond projecten binnen de deelnetwerken. Alle netwerkdeelnemers beschouwden het netwerk als belangrijk en de meesten van hen vonden het effectief. Uit documenten blijkt dat er veel initiatieven en projecten zijn uitgerold, die in de interviews als effectief werden aangeduid. Na invoering van het IZA en het opzetten van het netwerk op zorgkantoorregioniveau veranderde de focus van het subregionale netwerk. Lag deze zoals gezegd eerst op het bespreken van de voortgang van de verschillende initiatieven, later verschoof deze naar het bespreken van regionale ontwikkelingen en de uitwerking van het IZA (dat wil zeggen regiobeelden en -plannen [6]). Het was echter nog onduidelijk wat het doel en de rol van het netwerk op zorgkantoorregioniveau zouden worden, in het bijzonder op de lange termijn. Respondenten gaven aan dat ook de rol van het subregionale netwerk onduidelijk was, afhankelijk van de ontwikkelingen op regionaal niveau. Ook documenten laten zien dat de focus van de agenda voor de bijeenkomsten sterk lag op het IZA en het regionale netwerk.
‘Maar ik vind het soms wel lastig van, oké en hoe gaan we nu verder als [netwerk]? Dat is dan voor mij nog niet helemaal duidelijk. […] Dat IZA heeft gewoon gezorgd voor een enorme transitie, een nieuw proces eigenlijk, waar [het netwerk] zich ook omheen moet gaan vormen.’ (Interviewronde 3, respondent 0103)
Mede door de verandering in de focus binnen het netwerk en de onzekerheid over de rol van het netwerk begonnen veel respondenten twijfels te krijgen over hun deelname aan het netwerk. Dat betrof enerzijds respondenten uit organisaties met een groter verzorgingsgebied, die vonden dat het regionale netwerk beter aansloot bij hun verzorgingsgebied. Vóór de invoering van het IZA gaven deze respondenten al aan dat ze in andere regio’s binnen de zorgkantoorregio ook in soortgelijke netwerken moesten participeren. Dit zorgde voor bestuurlijke drukte, wat het efficiënter maakte om alleen aan het regionale netwerk deel te nemen. Een van de organisaties met een groter verzorgingsgebied overwoog om dit te doen, wat andere deelnemers van het subregionale netwerk als problematisch ervoeren, omdat ze de organisatie in kwestie beschouwden als een cruciale organisatie binnen het netwerk.
Anderzijds twijfelden ook organisaties met een kleiner verzorgingsgebied over hun deelname aan het subregionale netwerk, onder andere vanwege de veranderde focus. Zo vonden ze dat de zorginhoudelijke opgave na invoering van het IZA nog te weinig aan bod kwam en dat het nieuwe regionale netwerk voor hen geen meerwaarde had omdat het niet bij hun verzorgingsgebied aansloot. Deze veranderingen in de rol, het doel en de samenstelling van het netwerk maakten dat respondenten zich begonnen af te vragen of het subregionale netwerk nog wel zou blijven bestaan en zo ja, in welke vorm. Doordat het doel, de samenstelling en de toekomst van het subregionale netwerk in twijfel werden getrokken, verloor dit netwerk aan legitimiteit.
‘Maar het is nu even afwachten van, in hoeverre de organisaties die nu aan tafel zitten nadat het IZA is ingevuld en het plan klaar is. Toch vind ik het heel belangrijk om toch als [subregionaal netwerk] er tegenaan te gaan. Nou, ik hoop het wel, maar ja, dat weet ik niet. Dat is echt nog te ver in de toekomst en ik weet niet wat dit [IZA] allemaal voor gevolgen gaat hebben.’ (Interviewronde 3, respondent 0601)

Veranderingen in de dynamiek tussen organisaties in het netwerk

Naast de veranderende rol, doelen en samenstelling van het subregionale netwerk, veranderde ook de dynamiek tussen de deelnemers aan dit netwerk. Zo kreeg het subregionale netwerk meer legitimiteit omdat het als middel werd gezien om aanspraak te maken op transformatiegelden, misten organisaties met een kleiner verzorgingsgebied die niet op regionaal niveau betrokken waren transparantie, en vonden organisaties die wel op regionaal niveau betrokken waren dat andere organisaties zeggenschap moesten afstaan, om zo slagkracht in het netwerk te behouden.
Hoewel de legitimiteit van het regionale netwerk enerzijds wat betreft de rol, doelen en samenstelling in twijfel werd getrokken, kreeg het netwerk anderzijds ook meer legitimiteit. Sommige respondenten gaven aan dat het netwerk een andere lading kreeg doordat het een belangrijk vehikel werd om gezamenlijk aanspraak te maken op de IZA-transformatiegelden. Deze respondenten gaven aan dat ze hierdoor het gevoel kregen dat sommige organisaties zich ineens proactiever gingen opstellen in het netwerk. Uit documenten en observaties uit de maanden voordat het IZA van kracht werd blijkt dat sommige organisaties wel eens een manager aan de bijeenkomsten lieten deelnemen in plaats van de bestuurder zelf. Na introductie van het IZA zagen we dat van die organisaties nu ook de bestuurder zelf bij de bijeenkomsten aanwezig was. Dit was zowel bij organisaties met een groter verzorgingsgebied en als bij die met een kleiner verzorgingsgebied het geval.
‘Wat je nu met het IZA ziet, dan zie je ook weer een andere dynamiek in zo’n [subregionaal] netwerk ontstaan, want opeens heeft zo’n netwerk ook een bepaald materieel belang voor partijen. […] Waar ze eerst een reactieve rol in een netwerk vervulden, gaan ze nu opeens een proactieve rol vervullen. […] Op het moment dat je weet dat er miljoenen te verdelen zijn en dat [het netwerk] jou als het ware een handtekening moet geven waardoor je die miljoenen binnen kunt krijgen, dan zorg je wel dat je aan tafel zit.’ (Interviewronde 3, respondent 0901)
Respondenten uit organisaties met een kleiner verzorgingsgebied gaven geregeld aan dat het IZA veel onzekerheden met zich meebracht omdat ze minder betrokken werden bij bijvoorbeeld het opstellen van een regioplan, wat vooral in het regionale netwerk gebeurde. Ze zagen het als taak van de organisaties die wel in het regionale netwerk betrokken waren om hierover transparante terugkoppeling te geven aan het subregionale netwerk, zodat alle betrokkenen op de hoogte zouden zijn en ook de andere organisaties goed vertegenwoordigd zouden worden. Omdat organisaties transparantie misten, maakten ze zich zorgen of hun belangen wel voldoende werden gerepresenteerd en vonden ze het soms lastig om vertrouwen in de andere organisaties te houden. Ook tijdens observaties zagen we dat organisaties die niet bij het regionale netwerk waren betrokken geregeld vragen stelden over de ontwikkelingen en aangaven dat daar onduidelijkheid over bestond.
Hoewel een regionaal netwerk wenselijk is voor organisaties met een groter verzorgingsgebied, gaven respondenten ook aan dat netwerken uit minder leden zouden moeten bestaan, om zo de slagkracht te vergroten. Deze respondenten waren bang dat een regionaal netwerk met te veel deelnemers chaotisch zou worden en minder effectief zou zijn. Zo gaf een van de respondenten een voorbeeld van een netwerk waarbij veel organisaties waren aangesloten en dat de hele zorgkantoorregio omvatte. Dit netwerk werd uiteindelijk opgesplitst in subregio’s omdat het voor de betrokken organisaties niet mogelijk was om op dit niveau effectief samen te werken. Volgens deze respondent zouden organisaties met een kleiner verzorgingsgebied een bepaalde mate van zeggenschap moeten afstaan. Alleen dan zou een regionaal netwerk niet te veel leden tellen. Een andere respondent gaf aan dat het hiervoor nodig was het aantal organisaties in de regio te verminderen, zodat het makkelijker zou worden om een koers te bepalen en zeggenschap af te staan.
‘Kijk aan de ene kant het terugdringen van het aantal organisaties. Als je ziet dat sommige gemeenten nog met 300 tot 400 zorgaanbieders afspraken hebben, daar krijg je nooit een koers mee afgesproken. Dus stel dat je dat per regio terug kan brengen tot een stuk of tien, en dan mag er best nog wat klein spul onder hangen, dan wordt het ook gemakkelijker om wat van die zeggenschap af te staan. […] Dus het begint wat mij betreft bij het terugdringen van het aantal partijen en dan vertrouwen hebben in wie er nog over zijn.’ (Interviewronde 3, respondent 0302)

Beschouwing

De ontwikkeling van een nieuw netwerk dat na het IZA werd geïntroduceerd op het niveau van de zorgkantoorregio zorgt voor een extra bestuurslaag. Uit de literatuur blijkt dat netwerken lastiger te besturen zijn dan andere organisatievormen. Ze bestaan bijvoorbeeld uit meer bestuurslagen [5], zijn afhankelijker van hun leden (de betrokken organisaties) en kunnen conflicten daardoor minder goed oplossen [20]. Ook moet er een balans gevonden worden tussen brede representatie en slagvaardigheid in het kader van de effectiviteit [21, 22]. Er is echter nog weinig bekend over de bestuurbaarheid van een extra netwerklaag, ofwel een ‘netwerk-van-netwerken’ [20], maar het is aannemelijk dat de bestuurlijke uitdagingen hierin groter worden. Het roept daarom vragen op over de bestuurbaarheid van een netwerk-van-netwerken, zowel vanuit het perspectief van het netwerk zelf, als dat van de organisaties in de regio (hoe managen organisaties bijvoorbeeld hun deelname aan deze netwerken, niet alleen wanneer ze in een enkele subregio opereren, maar ook wanneer ze in meerdere zorgkantoorregio’s opereren?). Omdat er nog weinig literatuur is over het besturen van dergelijke netwerken-van-netwerken [5], is het belangrijk onderzoek te blijven doen naar deze ontwikkelingen. Overheidsbeleid zou, mede met het oog op een potentieel IZA 2.0 [23], nauwer aan moeten sluiten bij al bestaande netwerkstructuren en initiatieven in de praktijk, om zo samenwerking te faciliteren en doorontwikkeling niet te belemmeren [24].
De bevinding dat vooral de organisaties met een groter verzorgingsgebied en/of hogere marktmacht centraal worden gesteld in de uitwerking van de regiobeelden en -plannen kan implicaties hebben voor hoe het IZA in de praktijk landt. Grotere organisaties blijken vaak minder innovatief te zijn dan kleinere organisaties [25], terwijl kleinere organisaties vaak beter zijn in het implementeren van veranderingen [26]. Gezien de focus van het IZA op innovatie en transformatie lijkt het daarom belangrijk om ook organisaties met een kleiner verzorgingsgebied een grotere rol te geven bij de uitwerking van het IZA [6]. Willen organisaties binnen netwerken kunnen samenwerken, dan moet er in een bepaalde context sprake zijn van een gedeeld probleem en dienen de deelnemers te erkennen dat ze elkaar nodig hebben om dat op te lossen [3]. De zorgkantoorregio is een relatief grote regio, terwijl veel organisaties een veel kleinere regio als verzorgingsgebied hebben. Het is dus maar de vraag in welke mate zij in de dagelijkse praktijk zullen ervaren dat ze een probleem delen met organisaties die een heel andere regio met wellicht een hele andere populatie verzorgen. Ook de regiobeelden blijken weinig te verschillen tussen zorgkantoorregio’s [27]. De grotere verschillen worden pas binnen zorgkantoorregio’s zichtbaar, bijvoorbeeld op wijk- en buurtniveau [28]. De vraag rijst of de zorgkantoorregio wel het juiste niveau is waarop samenwerking georganiseerd moet worden en hoe die er dan uit moet zien [7]. Netwerken op zorgkantoorregioniveau kunnen in de uitvoering van de regioplannen zoeken naar wat de juiste schaalgrootte is om deze plannen uit te voeren. Juist bestaande netwerken op subregionaal niveau kunnen daarbij van nut zijn. De zorgkantoorregio kan een belangrijke rol spelen bij de kruisbestuiving en door de uitwisseling van best practices tussen subregionale netwerken te faciliteren, waarbij het belangrijk blijft ook input te vragen van organisaties die minder betrokken zijn. De waarde van een dergelijk ‘metanetwerk’ is ook in onderzoek uit andere sectoren beargumenteerd [29]. Het is van belang dat de overheid en zorgverzekeraars ten behoeve van deze transformatie de input van organisaties stimuleren. Daarnaast is het belangrijk dat deze transformatie ook goed gemonitord wordt om te beoordelen of de juiste transformatie op de juiste manier wordt uitgevoerd, en er niet enkel schaarse middelen worden ingezet zonder dat de beoogde resultaten worden geboekt [30]. Hier zullen praktijk, beleid en wetenschap een gezamenlijke rol in moeten spelen.
Ten slotte blijkt uit de resultaten dat organisaties met een kleiner verzorgingsgebied niet alleen minder betrokken worden bij een netwerk op het niveau van de zorgkantoorregio, maar dat ze ook behoefte hebben aan een grotere transparantie bij organisaties die wel betrokken worden en dat het ontbreken daarvan onzekerheid oproept. Omdat het voor de effectiviteit van netwerken en het commitment van deelnemers juist belangrijk is om beslissingen gezamenlijk en op een transparante manier te nemen [14] en netwerkleden geen machtsongelijkheid mogen ervaren [13], moet voorkomen worden dat het regionale IZA-netwerk deze dynamiek juist nadelig beïnvloedt. Dit kan als gevolg hebben dat bestaande netwerken in subregio’s niet alleen deelnemers verliezen, maar ook minder effectief zijn of zelfs hun bestaansrecht kwijtraken, ook al hebben deze netwerken vaak goede initiatieven uitgerold. Overheidsbeleid zou actiever moeten worden ingezet om de diversiteit in inspraak in regionale netwerken te vergroten, zodat alle belangen in de regio worden meegewogen. Ook nemen de dominante zorgverzekeraars vaak deel aan de netwerken op zowel het zorgkantoorregioniveau als dat van de subregio’s. Organisaties in dergelijke netwerken blijken bijzonder vatbaar voor normatieve en dwangmatige institutionele druk en verwachtingen, juist ook als de zorgverzekeraar meedoet. Bijvoorbeeld in het geval wanneer een organisatie niet mee gaat met het netwerk en bang is voor de consequenties die dit kan hebben voor onderhandelingen met de zorgverzekeraar [30]. De overheid en zorgverzekeraars moeten ervoor zorgen dat organisaties die minder betrokken zijn en wellicht transparantie missen hiervan bij toekomstige onderhandelingen geen nadelige gevolgen ondervinden.

Beperkingen

Ons onderzoek kent ook enkele beperkingen. Ten eerste gebruiken we maar één casus. Dit heeft als nadeel dat we geen vergelijking kunnen maken tussen bijvoorbeeld verschillende regio’s of tussen lang bestaande en nieuwere netwerken. Uit lopend onderzoek blijkt echter dat andere regio’s en netwerken die zich in de opstartfase bevinden gekenmerkt worden door een vergelijkbare dynamiek. We verwachten daarom dat onze resultaten niet alleen van toepassing zullen zijn op deze specifieke casus. Verder hebben we alleen een bestuurlijk netwerk geïncludeerd en hebben we niet gekeken naar de effecten van het IZA in netwerken die dichter bij de uitvoering zitten. Ook die laatste netwerken zijn echter vaak onderdeel van een groter bestuurlijk netwerk. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe deze dynamiek zich vertaalt in uitvoerende netwerken, vooral in relatie tot de transformatie die het IZA beoogt.

Conclusie

Domeinoverstijgende samenwerken wordt als een van de oplossingen gezien voor het duurzaam houden van ons zorgsysteem en ook de Nederlandse overheid zet hier al ruime tijd sterk op in. Hoewel de invoering van het IZA focust op innoveren en transformeren door middel van regionaal samenwerken, heeft deze ook impact op bestaande subregionale netwerken. Na het IZA moet samenwerking op een hoger regionaal niveau (de zorgkantoorregio) worden georganiseerd dan voorheen, waardoor samenwerken alsmaar complexer wordt en de legitimiteit van bestaande netwerken onder druk komt te staan doordat ze opnieuw op zoek moeten naar hun rol, doel en samenstelling. Er ontstaat een spagaat tussen leden die wel participeren in het nieuwe netwerk op regionaal niveau en leden die dat niet doen. Wanneer ze wel op regionaal niveau deelnemen, trekken ze hun deelname aan het subregionale netwerk in twijfel doordat het, gegeven hun verzorgingsgebied, efficiënter is alleen op het niveau van de zorgkantoorregio te opereren. Wanneer ze niet op regionaal niveau deelnemen, trekken ze hun deelname in twijfel omdat ze niet weten of het doel van het subregionale netwerk nog wel aansluit bij hun organisatie en omdat ze transparantie missen bij organisaties die wel op regionaal niveau deelnemen. De overheid moet toekomstig beleid beter laten aansluiten bij de praktijk, om zo de samenwerking beter te faciliteren. Ook moet er sterk ingezet worden op het monitoren van transformaties om ervoor te zorgen dat schaarse middelen bijdragen aan de beoogde uitkomsten.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://​creativecommons.​org/​licenses/​by/​4.​0/​.
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen

TSG, het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, is het enige Nederlandstalige tijdschrift dat multidisciplinaire informatie bevat op het gebied van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Naast de multidisciplinaire oriëntatie is de combinatie van wetenschap, beleid en praktijk uniek.

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School jaarlicentie

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School half jaarlicentie

Toon meer producten
Literatuur
1.
go back to reference Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Regio’s in beweging naar een toekomstbestendig gezondheidssysteem. Landelijke Monitor Proeftuinen – reflectie. op, band 5. jaar proeftuinen. Bilthoven: RIVM; 2018. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Regio’s in beweging naar een toekomstbestendig gezondheidssysteem. Landelijke Monitor Proeftuinen – reflectie. op, band 5. jaar proeftuinen. Bilthoven: RIVM; 2018.
2.
go back to reference De Taskforce. Rapport van de Taskforce. De juiste zorg op de juiste plek. wie durft? Den Haag: Rijksoverheid; 2018. De Taskforce. Rapport van de Taskforce. De juiste zorg op de juiste plek. wie durft? Den Haag: Rijksoverheid; 2018.
3.
go back to reference Nowell B, Kenis P. Purpose-oriented networks: the architecture of complexity. Perspect Public Manag Gov. 2019;2(3):169–73. Nowell B, Kenis P. Purpose-oriented networks: the architecture of complexity. Perspect Public Manag Gov. 2019;2(3):169–73.
4.
go back to reference Burns LR, Nembhard IM, Shortell SM. Integrating network theory into the study of integrated healthcare. Soc Sci Med. 2022;296:114664.CrossRefPubMed Burns LR, Nembhard IM, Shortell SM. Integrating network theory into the study of integrated healthcare. Soc Sci Med. 2022;296:114664.CrossRefPubMed
5.
go back to reference Hearld LR, Westra D. Charting a course: a research agenda for studying the governance of healthcare networks. In: Shortell SM, Burns LR, Hefner JL, redactie. Advances in health care management responding to the grand challenges in healthcare via organizational innovation: needed advances in management research. Leeds: Emerald Publishing Limited; 2023. pag. 111–32. Hearld LR, Westra D. Charting a course: a research agenda for studying the governance of healthcare networks. In: Shortell SM, Burns LR, Hefner JL, redactie. Advances in health care management responding to the grand challenges in healthcare via organizational innovation: needed advances in management research. Leeds: Emerald Publishing Limited; 2023. pag. 111–32.
6.
go back to reference Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. ‘Samen werken aan gezonde zorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2022. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. ‘Samen werken aan gezonde zorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2022.
7.
go back to reference Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. De regio als redding? Over de dilemma’s rond regionaal werken aan gezondheid en zorg en het belang van balanceren. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving; 2022. Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. De regio als redding? Over de dilemma’s rond regionaal werken aan gezondheid en zorg en het belang van balanceren. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving; 2022.
8.
go back to reference Peeters R, Westra D, Raak AJA van, et al. So happy together: a review of the literature on the determinants of effectiveness of purpose-oriented networks in health care. Med Care Res Rev. 2023;80(3):266–82. Jun.CrossRefPubMed Peeters R, Westra D, Raak AJA van, et al. So happy together: a review of the literature on the determinants of effectiveness of purpose-oriented networks in health care. Med Care Res Rev. 2023;80(3):266–82. Jun.CrossRefPubMed
9.
go back to reference Sharek PJ, Mullican C, Lavanderos A, et al. Best practice implementation: lessons learned from 20 partnerships. Jt Comm J Qual Patient Saf. 2007;33(12 Suppl):16–26. Sharek PJ, Mullican C, Lavanderos A, et al. Best practice implementation: lessons learned from 20 partnerships. Jt Comm J Qual Patient Saf. 2007;33(12 Suppl):16–26.
10.
go back to reference Alexander JA, Weiner BJ, Metzger ME, et al. Sustainability of collaborative capacity in community health partnerships. Med Care Res Rev. 2003;60(4 Suppl):130s–60s. Alexander JA, Weiner BJ, Metzger ME, et al. Sustainability of collaborative capacity in community health partnerships. Med Care Res Rev. 2003;60(4 Suppl):130s–60s.
11.
go back to reference Harlock J, Caiels J, Marczak J, et al. Challenges in integrating health and social care: the Better Care Fund in England. J Health Serv Res Policy. 2020;25(2):86–93.CrossRefPubMed Harlock J, Caiels J, Marczak J, et al. Challenges in integrating health and social care: the Better Care Fund in England. J Health Serv Res Policy. 2020;25(2):86–93.CrossRefPubMed
12.
go back to reference Hearld LR, Alexander JA, Beich J, et al. Barriers and strategies to align stakeholders in healthcare alliances. Am J Manag Care. 2012;18(6 Suppl):s148–55. Hearld LR, Alexander JA, Beich J, et al. Barriers and strategies to align stakeholders in healthcare alliances. Am J Manag Care. 2012;18(6 Suppl):s148–55.
13.
go back to reference Hearld LR, Alexander JA. Sustaining participation in multisector health care alliances: the role of personal and stakeholder group influence. Health Care Manag Rev. 2020;45(3):196–206.CrossRef Hearld LR, Alexander JA. Sustaining participation in multisector health care alliances: the role of personal and stakeholder group influence. Health Care Manag Rev. 2020;45(3):196–206.CrossRef
14.
go back to reference Hearld LR, Alexander JA, Bodenschatz L, et al. Decision making fairness and consensus building in multisector community health alliances: a mixed methods analysis. Nonprofit Manag Leadersh. 2013;24:139–61.CrossRef Hearld LR, Alexander JA, Bodenschatz L, et al. Decision making fairness and consensus building in multisector community health alliances: a mixed methods analysis. Nonprofit Manag Leadersh. 2013;24:139–61.CrossRef
15.
go back to reference Ling T, Brereton L, Conklin A, et al. Barriers and facilitators to integrating care: experiences from the English Integrated Care Pilots. Int J Integr Care. 2012;12:e129.CrossRefPubMedPubMedCentral Ling T, Brereton L, Conklin A, et al. Barriers and facilitators to integrating care: experiences from the English Integrated Care Pilots. Int J Integr Care. 2012;12:e129.CrossRefPubMedPubMedCentral
16.
go back to reference Broek I van den, Vooren N van, Steenkamer B, et al. Regio’s in beweging naar een toekomstbestendig gezondheidssysteem: Landelijke Monitor Proeftuinen – reflectie op 5 jaar proeftuinen. Bilthoven: RIVM; 2018. Broek I van den, Vooren N van, Steenkamer B, et al. Regio’s in beweging naar een toekomstbestendig gezondheidssysteem: Landelijke Monitor Proeftuinen – reflectie op 5 jaar proeftuinen. Bilthoven: RIVM; 2018.
19.
go back to reference Savin-Baden M, Major C‑H. Qualitative research: the essential guide to theory and practice. London: Routledge; 2013. Savin-Baden M, Major C‑H. Qualitative research: the essential guide to theory and practice. London: Routledge; 2013.
20.
go back to reference Ahrne G, Brunsson N. Meta-organizations. Cheltenham: Edward Elgar Publishing; 2008.CrossRef Ahrne G, Brunsson N. Meta-organizations. Cheltenham: Edward Elgar Publishing; 2008.CrossRef
21.
go back to reference D’Aunno T, Alexander JA, Jiang L. Creating value for participants in multistakeholder alliances: the shifting importance of leadership and collaborative decision-making over time. Health Care Manag Rev. 2017;42(2):100–11. D’Aunno T, Alexander JA, Jiang L. Creating value for participants in multistakeholder alliances: the shifting importance of leadership and collaborative decision-making over time. Health Care Manag Rev. 2017;42(2):100–11.
22.
go back to reference Bazzoli GJ, Casey E, Alexander JA, et al. Collaborative initiatives: where the rubber meets the road in community partnerships. Med Care Res Rev. 2003;60(4 suppl):63S–94S. Bazzoli GJ, Casey E, Alexander JA, et al. Collaborative initiatives: where the rubber meets the road in community partnerships. Med Care Res Rev. 2003;60(4 suppl):63S–94S.
24.
go back to reference Schuurmans JJ, Pijkeren N van, Bal R, et al. Regionalization in elderly care: what makes up a. Healthc Reg J Health Org Manag. 2021;35(2):229–43.CrossRef Schuurmans JJ, Pijkeren N van, Bal R, et al. Regionalization in elderly care: what makes up a. Healthc Reg J Health Org Manag. 2021;35(2):229–43.CrossRef
25.
go back to reference Gruenbaum R. Innovations in Organizations. In: Making social technologies work. Palgrave Pocket Consult London: Palgrave Macmillan;. 2015;147:51. Gruenbaum R. Innovations in Organizations. In: Making social technologies work. Palgrave Pocket Consult London: Palgrave Macmillan;. 2015;147:51.
26.
go back to reference Bloodgood JM. The influence of organizational size and change in financial performance on the extent of organizational change. Strateg Chang. 2006;15:241–52.CrossRef Bloodgood JM. The influence of organizational size and change in financial performance on the extent of organizational change. Strateg Chang. 2006;15:241–52.CrossRef
29.
go back to reference Klaster E. Effectieve regionale netwerken. Een onderzoek naar top-down gestimuleerde netwerken op onderwijs- en arbeidsmarktgebied. Bestuurswetenschappen. 2017;1:23–39. Klaster E. Effectieve regionale netwerken. Een onderzoek naar top-down gestimuleerde netwerken op onderwijs- en arbeidsmarktgebied. Bestuurswetenschappen. 2017;1:23–39.
30.
go back to reference Peeters R, Westra D, Raak AJA van, et al. Getting our hopes up: how actors perceive network effectiveness and why it matters. Soc Sci Med. 2023;325:115911.CrossRefPubMed Peeters R, Westra D, Raak AJA van, et al. Getting our hopes up: how actors perceive network effectiveness and why it matters. Soc Sci Med. 2023;325:115911.CrossRefPubMed
Metagegevens
Titel
Wie, wat, waar? De invloed van het Integraal ZorgAkkoord op bestaande regionale netwerken in de zorg
Auteurs
Robin Peeters
Daan Westra
Rachel Gifford
Dirk Ruwaard
Publicatiedatum
24-04-2024
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen
Print ISSN: 1388-7491
Elektronisch ISSN: 1876-8776
DOI
https://doi.org/10.1007/s12508-024-00432-2