Verpleegkundigen en verzorgenden zijn maar matig te spreken over de palliatieve zorg die aan mensen met uiteenlopende ziektebeelden wordt gegeven. Verbetering is nodig.
Zorgprofessionals zijn gematigd positief over de palliatieve zorg aan mensen met dementie, CVA, COPD, hartfalen, psychiatrische ziektebeelden en een verstandelijke beperking. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van IKNL onder 1.184 zorgprofessionals.
Doel van het onderzoek was te achterhalen welke specifieke verbetermogelijkheden experts zien in een aantal niet-oncologische vakgebieden. De deelnemers aan het onderzoek zien vooral ruimte voor verbetering op het gebied van een meer systematische en structurele werkwijze. Volgens IKNL kan een specifieke aanpak per doelgroep en werksetting helpen om de palliatieve zorg aan niet-oncologische en bijzondere doelgroepen aanzienlijk te verbeteren.
Disciplines
De partijen die bij het onderzoek betrokken waren, zijn neurologen, specialisten ouderengeneeskunde, longartsen, cardiologen, psychiaters, AVG-artsen, verpleegkundigen (ook verpleegkundig specialisten) en verzorgenden. Ook zijn enkele psychosociale disciplines betrokken, zoals psychologen, geestelijk verzorgers en maatschappelijk werkers.
Allen hebben zij aan de hand van zeven stellingen aangegeven hoe zij bepaalde aspecten van palliatieve zorg in hun vakgebied waarderen. Hierbij valt te denken aan het tijdig herkennen van de palliatieve fase, het gebruik van richtlijnen en consultatie en het anticiperen op complicaties. Het gemiddelde rapportcijfer is een 6,8, waarbij moet worden aangetekend dat artsen positiever zijn dan verpleegkundigen en verzorgenden.
Verbeterpunten
De verbeterpunten die de respondenten aangeven, wijzen erop dat de werkwijze tijdens de palliatieve fase nog onvoldoende systematisch en gestructureerd is. Per vakgebied geven de respondenten verschillende prioriteiten op voor de beoogde verbetering. Op grond hiervan raadt IKNL aan om per doelgroep en werksetting een specifieke aanpak te ontwikkelen.
Auteur(s): Frank van Wijck