Dit boek handelt over het hanteren van sociale conflicten. We kunnen spreken van een sociaal conflict wanneer tussen twee of meer onderling afhankelijke partijen (personen of groepen) de belangen, doelen, rollen en/of opvattingen met elkaar onverenigbaar zijn (of lijken). Een conflict wordt evenwel pas een psychologische realiteit wanneer ten minste één van beide partijen zich van deze onverenigbaarheid bewust wordt en eventueel ertoe overgaat om zijn vijandige gevoelens in daden om te zetten, waarop een reactie van de ander volgt en dus een interactiecyclus start. Hiermee sluit ik dus allerlei intrapsychische conflicten (zoals keuzeproblemen, onverwerkte spanningen e.d.) en ongerichte daden van agressie (zoals voetbalvandalisme en zogenaamd ‘zinloos’ geweld) uit. De nadruk komt daarbij te liggen op drie aspecten van conflicten die later zullen worden uitgewerkt: de structurele achtergrond of oorzaak van conflicten, de psychologische verwerking ervan en de manifestatie in de interactie en communicatie tussen de partijen (gedrag).
In deze oefening kun je proberen vast te stellen wat je gebruikelijke manier van omgaan met conflicten is. Je gebruikt hiervoor een vragenlijst, bestaande uit een serie spreekwoorden en gezegden, die alle op de een of andere manier te maken hebben met het hanteren van conflicten. Om het niet al te abstract te maken, vul je die vragenlijst in naar aanleiding van een bepaalde concrete situatie.
In het vorige hoofdstuk hebben we ons beziggehouden met het vaststellen van de manier waarop je meestal reageert in conflictsituaties, je eigen conflicthanteringsstijl. In dit hoofdstuk bieden we je een aantal oefeningen aan die je dieper inzicht kunnen geven waarom je conflicten aanpakt zoals je dat blijkbaar meestal doet.
In dit hoofdstuk verleggen we de focus van het individueel-psychologische naar het relationele en situationele niveau. Conflictgedrag wordt hier dus gezien als de resultante van (of een interactie tussen) persoon en situatie (Lewin, 1945). Hiermee verschuift het accent naar het communicatieperspectief.
In het voorgaande hebben we ons tot nu beziggehouden met de manier van conflicthantering die karakteristiek voor je is (hoofdstuk 1) en met de redenen waarom je je gedraagt zoals je je gedraagt (hoofdstuk 2).
Dit hoofdstuk heeft tot doel dat je een aantal ervaringen die je met conflicten hebt gehad weer zo levendig mogelijk voor de geest haalt en daarbij nagaat wat voor elementen ervan voor jou essentieel zijn.
Hetzelfde ga je doen voor conflicten waar je niet zelf bij betrokken bent, maar waarover je bijvoorbeeld kunt lezen in de krant of waarover je advies wordt gevraagd. Ook hierbij gaat het erom te achterhalen op wat voor aspecten je gewoonlijk let en welke aspecten je over het hoofd blijkt te zien.
Wanneer je wilt ingrijpen in een conflict kan het wenselijk zijn eerst te bepalen wat er precies aan de hand is, wat voor veranderingsmogelijkheden er zijn en aangrijpingspunten vast te stellen voor een mogelijke conflictinterventie, met andere woorden om een diagnose te stellen. Uiteraard is de diagnose niet helemaal te onderscheiden van de eigenlijke interventie, omdat je met het stellen van zo’n diagnose reeds een bepaalde ingreep doet. Zo zetten we de partijen aan tot bezinning en reflectie alleen al door het stellen van bepaalde vragen. We beschouwen hier de diagnose als een aparte activiteit en behandelen de conflictinterventie in module III: Interventiestrategieën.
Simpel gezegd is een derde partij een persoon of een groep personen die als buitenstaander de betrokken conflictpartijen tracht te helpen bij het bereiken van een regeling of oplossing voor hun conflict. Doordat zij zelf niet primair bij het conflict betrokken is, geen direct belang heeft bij een bepaalde uitkomst (misschien wel dat er een oplossing komt), kan zij zich gemakkelijker buiten het conflict houden en is dus ook niet zo onderhevig aan processen die een conflict doen escaleren. Zij kan daardoor een betrouwbaarder inschatting maken van de posities en eigenlijke belangen van de partijen, de aard van de misverstanden en dergelijke.
Hoewel mediation als techniek al heel oud is (Kramer, 1963 komt met een voorbeeld uit de Summerische beschaving van ongeveer 2000 voor Christus) is de institutionalisering in een apart beroep iets van de laatste jaren (zeker in Nederland, zie Brenninkmeijer, 2005). De meest bekende voorbeelden van mediation vind je bij echtscheiding en omgangsbemiddeling (Folberg, Milne & Salem, 2004; Taylor, 2002), op scholen (peer mediation, Jones & Compton, 2003), conflicten tussen buren en in buurten (community mediation), in organisaties (bijvoorbeeld bij arbeidsgeschillen en ontslagzaken; reïntegratie na ziekte, Griendt & Schutte, 2006).
Na de achtergrondinformatie die je in hoofdstuk 7 en 8 hebt gekregen, krijg je in dit hoofdstuk de gelegenheid enkele afzonderlijke procedures te oefenen die vaak door derde partijen en mediators worden toegepast.
In deze oefening kun je verschillende derde-partij-aanpakmogelijkheden, zoals die in de introductie (7.3 en 8.3) beschreven staan, gaan oefenen. Je kunt dit doen aan de hand van een rollenspel (‘scholengemeenschap’). In dit rollenspel zul je bovendien kunnen toepassen wat je in de beide vorige modulen hebt geleerd, zoals de diagnose van conflicten en het hanteren van conflicten als betrokken conflictpartij. Dit rollenspel integreert alles wat je tot nu toe geleerd hebt.