Samenvatting
Een 48-jarige man wordt door de politie uit zijn huis gehaald omdat hij volgens zijn buren niet meer bij zinnen is. Hij woont sinds drie jaar alleen in een kleine benedenwoning, nadat zijn vrouw bij hem wegging. Hij drinkt al lange tijd veel te veel en is zijn buren tot overlast, omdat hij lawaaierig is en zijn rommel tot buiten de voordeur op straat ligt. Hij loopt geregeld waggelend over straat en komt ’s nachts beschonken thuis. De laatste tijd was hij vrijwel altijd onzeker ter been en de laatste dagen is hij ook incoherent en gedesoriënteerd in zijn verhalen. Nu ligt hij als laveloos in zijn woonkamer. De buren hebben het een dag aangekeken, maar nu is de maat vol. Wanneer de politieagenten hun weerzin overwonnen hebben, treffen zij de man in verwarde toestand op de vloer aan. Hij heeft geen aandacht voor zijn bezoekers. Het is alsof hij met trillende handen dingen probeert te grijpen die schijnbaar om hem heen bewegen, terwijl hij onverstaanbaar zijn omgeving tracht te bezweren.