Skip to main content
Top

2010 | wo | Boek

Medische psychologie

Redacteuren: Prof. dr. A.A. Kaptein, Prof. dr. J.B. Prins, Dr. E.H. Collette, Dr. R.L. Hulsman

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Boekenserie : Quintessens

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Medische psychologie vormt een belangrijk aspect van de moderne geneeskunde. Bij gezond blijven, ziek worden, hulp zoeken bij klachten, diagnostische procedures, behandeling en nazorg (revalidatie) zijn niet alleen medische factoren van belang. Ook gedrag speelt hierin een cruciale rol. Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van gedrag. Medische psychologie richt zich specifiek op het gedrag van mensen in de medische situatie. Medische psychologie geeft een helder overzicht van de kernthema's in de medische psychologie. Het boek is ingedeeld volgens de drie thema's van het vak: Gedrag en gezondheid, Gedrag en ziekte en Communicatie en professioneel gedrag.Aan de orde komen de psychologische aspecten van de belangrijkste diagnoses en therapieën bij gezondheidsproblemen. Er wordt stilgestaan bij vragen als: Welk gedrag leidt tot ziekte? Hoe reageren patiënten op een diagnose of een therapie? Wat zijn de psychische en sociale gevolgen van een ziekte of een behandeling? Aan welke eisen moet het gedrag van artsen voldoen in de omgang met patiënten? Deze onderwerpen worden geïllustreerd aan de hand van herkenbare voorbeelden uit de praktijk. Extra materiaal wordt aangeboden op de website bij het boek die voor de lezer kosteloos toegankelijk is. Beschikbaar zijn samenvattingen, verdiepingsvragen en zelfstudieopdrachten, links naar beeldmateriaal en interessante sites en PowerPoints speciaal voor docenten. Tevens is de gehele inhoud van dit boek op de website geplaatst zodat het overal online te raadplegen en snel te doorzoeken is.Extra materiaal wordt aangeboden op de website bij het boek die voor de lezer kosteloos toegankelijk is. Beschikbaar zijn samenvattingen, verdiepingsvragen en zelfstudieopdrachten, links naar beeldmateriaal en interessante sites en PowerPoints speciaal voor docenten. Tevens is de gehele inhoud van dit boek op de website geplaatst zodat het overal online te raadplegen en snel te doorzoeken is.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Inleiding

Voorwerk
1 Medische psychologie in context
Samenvatting
We voeren vier artsen op aan wie we vragen wat hun aanpak bij deze jonge vrouw is: dokter Biomedicus, dokter Psychologie, dokter Openbare Gezondheidszorg en dokter Biopsychosociaal.
A.A. Kaptein, J.B. Prins, E.H. Collette, R.L. Hulsman

Gedrag en gezondheid

Voorwerk
2 Symptoomperceptie
Samenvatting
De relatie tussen een medisch-somatische diagnose en de door patiënten ervaren en gerapporteerde klachten verschilt sterk.
  • Voor veel ervaren lichamelijke klachten is er geen medisch-somatische diagnose voorhanden, en omgekeerd geeft lichamelijke pathologie niet altijd aanleiding tot lichamelijke klachten.
  • Ervaren lichamelijke klachten kunnen het best worden verklaard door een combinatie van somatische, psychologische en sociale factoren.
  • Het symptoomperceptiemodel is een informatieverwerkingsmodel dat aangeeft dat ervaren klachten het resultaat zijn van een actief en selectief proces van waarneming en interpretatie.
A.M.M. Kolk, J.C.J.M. de Haes
3 Cognities
Samenvatting
  • Cognities zijn iemands geheel aan gedachten, opvattingen en ideeën over zichzelf, anderen en de wereld.
  • Cognities over een klacht of aandoening bepalen hoe iemand met gezondheidsproblemen omgaat.
  • Cognities waarbij patiënten de aandacht eenzijdig richten op denegatieve gevolgen of toekomstverwachtingen van een aandoening kunnen het beloop van deze lichamelijke aandoeningen ongunstig beïnvloeden.
  • Irreële en inadequate cognities over gezondheid en ziekte kunnen door voorlichting worden bijgesteld.
  • Bij moeilijk te veranderen cognities is cognitieve gedragstherapie een relatief effectieve behandeling bij tal van lichamelijke aandoeningen.
A.W.M. Evers
4 Leren en gedrag
Samenvatting
  • Kennis van leertheorieën draagt bij aan de verklaring van het ontstaan en beloop van symptomen of van inadequaat gezondheidsgedrag.
  • Klassieke conditionering is een vorm van leren die totstandkomt door automatische koppeling van lichamelijke reacties (angst voor prikken) aan nieuwe situaties (angst voor ziekenhuisbezoek). De antecedenten van het gedrag zijn belangrijk voor het leren.
  • Operante conditionering is een vorm van leren waarbij gedrag wordt aangeleerd (minder bewegen) op basis van de gevolgen (pijn) die dat gedrag heeft. De consequenten van het gedrag zijn belangrijk voor het leren.
  • Sociaal leren is leren in een natuurlijke sociale omgeving en wordt ook wel observationeel leren genoemd. Niet de reactie zelf (pijn), maar de verwachte reactie bepaalt of gedrag (ziek thuisblijven) optreedt.
  • Behandelingen gericht op het bewerkstelligen van gedragsverandering (disease management) dienen de principes van leertheorieën te incorporeren.
J.H.M.M. Vercoulen, J.B. Prins
5 De levensloop
Samenvatting
  • In de kindergeneeskunde is het voor artsen van belang een ontwikkelingsperspectief te hanteren gedurende de gehele behandeling.
  • Het vervullen van ontwikkelingstaken is van groot belang voor het welbevinden van jonge patiënten en het voorkómen van aanpassingsproblemen.
  • Ziekten die mensen in verschillende levensfasen treffen hebben verschillende impact. Dit is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau, de levensomstandigheden, ontwikkelingstaken en psychologische capaciteiten.
  • Voor de communicatie met de patiënt en voor het opstellen van behandelplannen is het belangrijk om te weten welke normale ontwikkelingstaken door de ziekte onder druk komen te staan en welke psychische en sociale consequenties dit voor de patiënt heeft.
  • Ideeën van de behandelaar over de levensloop en over verschillende levensfasen beïnvloeden professioneel gedrag impliciet.
M.A. Grootenhuis, C. Bode
6 Lichamelijk onverklaarde klachten
Samenvatting
  • De prevalentie van lichamelijk onverklaarde klachten is hoog: naar schatting 20-50% zowel in de eerste als de tweede lijn.
  • Hoewel niet in alle gevallen duidelijk aantoonbaar, wordt meestal een verband verondersteld tussen lichamelijk onverklaarde klachten en psychische factoren.
  • Voor de cognitief-gedragsmatige visie op lichamelijk onverklaarde klachten is de meeste wetenschappelijke evidentie en deze visie biedt de beste aanknopingspunten voor de behandeling.
  • De cognitief-gedragstherapeutische benadering richt zich niet op de oorzaken, maar op de interpretatie van de klachten door de patiënt en op de cognitieve, emotionele, gedragsmatige, lichamelijke en sociale gevolgen.
  • Het reattributiemodel is een speciaal voor de (huis)arts ontwikkeld model voor de aanpak van lichamelijk onverklaarde klachten gebaseerd op de cognitief-gedragsmatige visie.
J.P.C. Jaspers
7 Emoties in de geneeskunde
Samenvatting
  • Emoties signaleren wat belangrijk voor ons is, en zorgen dat we op een snelle en adequate manier kunnen reageren op allerlei bedreigingen en uitdagingen, en ze sturen voor een deel ons gedrag.
  • Symptoomperceptie verwijst naar de waarneming en interpretatie van signalen uit het lichaam. Wanneer mensen erg emotioneel zijn, is de kans groter dat een signaal uit hun lichaam wordt geïnterpreteerd als een teken van ziekte.
  • Ziektegedrag verwijst naar het gedrag dat de patiënt vertoont als hij ziek is, bijvoorbeeld: rust nemen, medicijnen innemen, naar de dokter gaan. Dit gedrag wordt mede bepaald door hoe angstig men is voor de dokter (en mogelijke medische ingrepen) en hoeveel angst en schaamte de symptomen oproepen.
  • Ziekte-etiologie: emoties kunnen bepaalde (lichamelijke) klachten direct opwekken of ze kunnen een samenhang vertonen (positief dan wel negatief) met gezondheidsgedrag.
  • Klachtenpresentatie wordt ook beïnvloed door de emoties (schaamte, angst, afkeer) die worden opgeroepen door de klachten en de opvattingen en verwachtingen over de medische behandeling.
A.J.J.M. Vingerhoets, A.A.J. Wismeijer
8 Psychoneuro-immunologie
Samenvatting
  • Er is overtuigend bewijs dat stress gepaard gaat met fysiologische veranderingen in de hypothalamus-hypofyse-bijnieras (HPA-as), het sympathische zenuwstelsel en het afweersysteem.
  • Er is beïnvloeding over en weer tussen het neurohormonale systeem en het afweersysteem.
  • Psychosociale factoren kunnen invloed hebben op het ontstaan en beloop van infectieziekten zoals verkoudheid, griep en hiv/aids.
  • Onderzoek naar stress en wondheling suggereert een verband tussen verhoogde activiteit van de HPA-as, verminderde immunologische activiteit in de wond en vertraagde wondheling.
  • Psychologische interventies zouden een gunstig effect kunnen hebben op het beloop van kanker, maar een fysiologische verklaring hiervoor is (nog) niet gevonden.
  • Er zijn aanwijzingen dat psychosociale factoren samenhangen met ziektebeloop en mortaliteit in hart- en vaatziekten. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen hoe belangrijk de rol van het afweersysteem hierin is.
  • Het is soms onverwacht en oninvoelbaar dat de patiënt de ene dag moe is en de andere dag energie heeft, maar dit kan het gevolg zijn van de ziekte en begeleidende immunologisch geïnduceerde veranderingen voor gedrag en beleving.
  • Interventies met medicatie die invloed heeft op ontstekingsbevorderende cytokines bieden een interessante nieuwe mogelijkheid voor psychoneuro-immunologisch onderzoek naar de gevolgen van immunologische processen voor gedrag en beleving.
R. Geenen, R.J. Benschop
9 Erfelijkheidsadvisering
Samenvatting
  • Bij erfelijkheidsadvisering wordt op initiatief van adviesvragers een antwoord gezocht op de vraag hoe groot de kans is dat de adviesvragers zelf en/of hun (toekomstige) kinderen een erfelijke aandoening hebben dan wel gaan krijgen. Voor dat antwoord kan DNA-onderzoek nodig zijn.
  • Adviesvragers willen weten hoe groot de kans is op een aandoening, omdat zij de onzekerheid – of zij zelf dan wel hun kinderen in de toekomst de aandoening zullen krijgen – slecht kunnen verdragen. Bovendien helpt kennis van het gezondheidsrisico adviesvragers om ingrijpende beslissingen te nemen over bijvoorbeeld preventieve maatregelen, het al dan niet toegeven aan een kinderwens, of ten aanzien van beroepskeuzen.
  • De genetisch counselor bespreekt op non-directieve wijze en afgestemd op de behoeften van de adviesvrager de aard van de aandoening en mogelijkheden voor preventie dan wel behandeling, de mogelijkheden en beperkingen van DNA-onderzoek en de eventuele gevolgen van een uitslag – gunstig dan wel ongunstig – voor de adviesvrager zelf en diens familie. Daarbij dienen de motieven, verwachtingen, angsten en zorgen van de adviesvrager ruimschoots aan bod te kunnen komen. Op grond van goede informatie en zorgvuldige afweging kan de adviesvrager weloverwogen beslissingen nemen.
  • Adviesvragers interpreteren gezondheidsrisico’s aan de hand van hun kennis, ideeën, gevoelens en ervaringen. Niet het feitelijke risico maar de perceptie van het persoonlijke risico bepaalt welke consequenties een persoon aan dat risico verbindt. De manier waarop die risico’s door de genetisch counselor gepresenteerd worden, beïnvloedt hoe adviesvragers de informatie verwerken en op grond daarvan beslissingen nemen.
  • Sommige adviesvragers zien zich voor de verantwoordelijkheid geplaatst overige familieleden te informeren over een erfelijk bepaald verhoogd risico op een aandoening. Het informeren van familieleden kan een moeizaam proces zijn, zowel als gevolg van de complexiteit van de informatie als vanwege de emoties die kennis over erfelijkheid kan oproepen, zowel bij de adviesvrager als bij familieleden.
  • Er is sprake van genetische screening wanneer genetisch onderzoek aan groepen (veelal gezonde) personen wordt aangeboden.
E.M.A. Smets, E.M.A. Bleiker, S.C.M van Esch
10 Klinische neuropsychologie
Samenvatting
  • Neuropsychologische diagnostiek is geïndiceerd wanneer er (hetero)anamnestisch sprake is van klachten en/of stoornissen in aandacht/concentratie, geheugen, taal, denken of doelgericht handelen (de zogeheten ‘cognitieve functies’) of gedrag zoals depressie, angst, wanen of hallucinaties.
  • Neuropsychologische stoornissen gaan vaak gepaard met een hersenaandoening, maar kunnen ook optreden bij somatische of psychische problematiek die niet primair het gevolg is van een organische hersenaandoening.
  • Het doel van de neuropsychologische diagnostiek is het in kaart brengen van de aard, ernst en eventuele oorzaak/oorzaken van de neuropsychologische klachten in het kader van ziekte- en/of zorgvraagstellingen. Hiertoe wordt gebruikgemaakt van de (hetero)anamnese, observatie en gestandaardiseerde, gevalideerde en genormeerde methoden of tests.
  • Dementie is een verworven klinisch syndroom, met als kernsymptoom progressieve en meervoudige cognitieve functiestoornissen, waardoor de patiënt niet meer in staat is om de normale dagelijkse bezigheden te verrichten. Veelvoorkomende nevensymptomen zijn depressie, wanen en gedragsstoornissen. De belangrijkste oorzaken van (ouderdoms)dementieën zijn de ziekte van Alzheimer (alzheimerdementie) en cerebrovasculaire pathologie (vasculaire dementie).
  • Onder neuropsychologische behandeling wordt verstaan elke (neuro)psychologische interventie, strategie of techniek waarmee een patiënt of zijn familie diens problemen ten gevolge van cognitieve defecten kan verbeteren of accepteren. Veelgebruikte termen voor dit type behandeling zijn ook neuropsychologische rehabilitatie of cognitieve rehabilitatie.
  • In een adequate neuropsychologische interventie wordt zowel aandacht besteed aan de compensatie van de gestoorde cognitieve functie(s), als aan eventuele nadelige psychosociale effecten ten gevolge van deze cognitieve stoornis(sen).
  • De neuropsychologische kennis die is ontwikkeld voor volwassenen is maar beperkt bruikbaar voor kinderen, omdat bij hen sprake is van een nog niet volgroeid zenuwstelsel, waardoor er speciale aandacht moet uitgaan naar het effect van het letsel op de ontwikkeling van de hersenen en hiermee op de ontwikkeling van het gedrag van het kind.
  • De uiteindelijke problemen in het motorisch functioneren van een kind met een hersenaandoening zijn minder bepalend voor de maatschappelijke participatie dan de cognitieve problemen of de problemen in gedrag en persoonlijkheid.
H.A.M. Middelkoop, E.M. Wekking, H.P. Zijlstra

Gedrag en ziekte

Voorwerk
11 Stress
Samenvatting
  • Chronische ziekten en de gevolgen daarvan zijn vaak ingrijpend voor patiënten en hun naaste omgeving.
  • Om de betekenis van chronische ziekten voor patiënten te begrijpen, is het begrip stress van belang.
  • Stress wordt veroorzaakt door belastende gebeurtenissen en situaties die leiden tot emotionele, fysiologische en gedragsmatige reacties bij personen die dit ervaren.
  • Deze gebeurtenissen en situaties worden stressoren genoemd, die zijn onder te verdelen in ingrijpende levensgebeurtenissen, chronische stressoren en steeds terugkerende dagelijkse moeilijkheden.
  • Niet iedereen neemt stressoren op dezelfde wijze waar of vertoont dezelfde reacties op stressoren.
  • Inschatting van de stressor en van hulpbronnen en het copinggedrag bepalen onder meer de reactie van personen op stressoren.
  • Individuele karakteristieken kunnen van invloed zijn op deze drie aspecten.
  • Stressmanagementinterventies grijpen in op de verschillende fasen in het stressproces.
A.V. Ranchor, H. Riese, R. Sanderman
12 Coping
Samenvatting
  • Coping verwijst naar de wijze waarop mensen de last van het ziek-zijn en medische behandeling hanteren, met als doel hun psychologisch evenwicht te bewaren of te herstellen.
  • Coping volgt op de individuele inschatting (appraisal) van de situatie door de patiënt; hierbij gaat het om de ernst van de situatie en het eigen vermogen om de situatie aan te kunnen.
  • Analoog aan de fight-or-flight-reactie, onderscheiden we probleemgerichte en emotiegerichte coping.
  • Onderlinge verschillen in coping hangen samen met zowel de specifieke eisen die een ziekte stelt als met persoonsgebonden kenmerken.
  • Sociale steun (social support) is een belangrijke bron van coping voor patiënten.
  • Het in kaart brengen van copingstrategieën is een belangrijk onderdeel van de medische consultvoering, eventueel gebruikmakend van vragenlijsten.
  • Copinginterventies zijn erop gericht patiënten te helpen de last van het ziek-zijn beter te hanteren en zelfmanagement van de ziekte te bevorderen.
F.J. Snoek, D.T.D. de Ridder
13 Therapietrouw
Samenvatting
  • Gemiddeld volgt een op de drie patiënten een medisch advies niet of niet op de juiste wijze op.
  • De oorzaak van therapieontrouw ligt niet uitsluitend bij de patiënt, maar ook in de aard van de behandeling, de kwaliteit van de instructies en/of de arts-patiëntrelatie.
  • De meest gebruikte methode om therapietrouw te meten is zelfrapportage.
  • De mate waarin een patiënt gemotiveerd is om een advies op te volgen, hangt in belangrijke mate af van zijn opvattingen over de aandoening en de behandeling ervan, sociale invloeden, de mate waarin de patiënt zich in staat acht het gewenste gedrag uit te voeren en hoe hij met stress omgaat.
  • Opvattingen over medicatie bij de patiënt zijn meestal terug te voeren tot de verondersteldenoodzaak ervan voor de huidige of toekomstige gezondheid enzorgen over mogelijke nadelige gevolgen van medicijngebruik.
  • De arts kan de patiënt helpen therapietrouw te zijn door uit te gaan van een samenwerkingsrelatie, door duidelijke instructies en informatie te geven en door de patiënt te stimuleren expliciet de voor- en nadelen af te wegen en op grond daarvan een besluit te nemen.
E.M.A. Smets, P.T. Nieuwkerk
14 Chronisch ziek-zijn
Samenvatting
  • Patiënten met chronische ziekten vormen de belangrijkste categorie mensen aan wie artsen zorg geven.
  • De patiënten geven vooral zelf vorm aan hun ziekte en de gevolgen ervan.
  • Zelfmanagement heeft gunstige effecten op het beloop van de ziekte.
  • Het bevorderen van zelfmanagement is dus een waardevol onderdeel van medische zorg aan chronisch zieken.
A.A. Kaptein
15 Pijn
Samenvatting
  • Pijn brengt ons ertoe om (verdere) lichamelijke beschadiging te voorkomen en maatregelen te treffen om de beschadigde weefsels te laten herstellen.
  • Het biopsychosociale model omvat een biologische, een psychische en een sociale dimensie en biedt een betere verklaring van pijn dan het medische model.
  • Pijn kan worden ingedeeld naar beloop en naar componenten.
  • Neurologisch onderzoek geeft steeds meer inzicht in de psychologische mechanismen van pijn.
  • Psychische factoren van pijn kunnen onderverdeeld worden in predisponerende, uitlokkende en onderhoudende factoren.
  • Bij de behandeling van pijn zijn psychologische en cognitieve en gedragsinterventies mogelijk.
J. Passchier
16 Seksualiteit en ziekte
Samenvatting
  • Ziekte en behandeling hebben invloed op het functioneren en de beleving van de seksualiteit.
  • Ziekte en behandeling hebben invloed op de seksualiteit door veranderingen in de lichamelijke conditie van de patiënt (zenuwschade, hormonale veranderingen, vaatproblemen, anatomische veranderingen, moeheid, pijn).
  • Ziekte en behandeling hebben invloed op de seksualiteit door veranderingen in het psychisch en sociaal functioneren van de patiënt (o.a. angst, depressie, acceptatieproblemen) en het psychisch welzijn van de eventuele partner.
  • Het is de taak van de arts om seksuele problemen te signaleren.
  • Goede voorlichting over mogelijke gevolgen van ziekte en behandeling op de seksualiteit kan helpen om het ziekteproces in goed banen te leiden.
  • Verwijzing naar een seksuoloog kan in sommige gevallen geïndiceerd zijn.
  • Een seksuologische behandeling bij ziekte bestaat meestal uit het leren omgaan met de gevolgen van de beperkingen op de seksualiteit.
M.M. ter Kuile, H.E. de Groot
17 Behavioural medicine
Samenvatting
  • De essentie van behavioural medicine is interdisciplinaire samenwerking en de integratie van gedragsmatige en biomedische kennis op het gebied van gezondheid en ziekte. Behavioural medicine draagt bij aan de integratie van psychologische theorieën in de patiëntenzorg op het gebied van primaire preventie, diagnostiek, behandeling en revalidatie.
  • Ongezond gedrag (roken, te veel alcohol drinken, te veel verzadigd vet eten, te weinig groente en fruit eten, onvoldoende lichamelijk actief zijn, overgewicht hebben) is de belangrijkste oorzaak van de geringere toename van levensduur in Nederland ten opzichte van andere Europese landen.
  • In de toekomst is meer en andere zorg nodig. In de gezondheidszorg verschuift de focus van genezing naar verzorging. Gezamenlijke zorg (‘collaborative care’) is belangrijk.
  • Door geïntegreerde zorg kan patiëntgerichter worden gewerkt en gezondheidswinst worden geboekt.
  • Informatievoorziening over gezond(er) gedrag aan patiënten en gezonden alleen is niet genoeg. Interventies in de medische praktijk moeten gericht zijn op gedragsverandering.
M. Scharloo
18 Kwaliteit van leven
Samenvatting
  • Kwaliteit van leven omvat minimaal de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van een ziekte en/of behandeling zoals die door de patiënt zelf worden ervaren.
  • Er is een groot aantal generieke en ziektespecifieke vragenlijsten beschikbaar waarmee kwaliteit van leven op een betrouwbare en valide manier gemeten kan worden.
  • Door ‘waarderingen’ voor de uitkomsten van een behandeling te bepalen, kan overlevingsduur worden gecorrigeerd voor kwaliteit van leven.
  • Studies naar kwaliteit van leven zijn onder andere gericht op het in kaart brengen van gevolgen van ziekte en behandeling, het vergelijken van verschillende medische behandelingen, het afwegen van kwaliteit en lengte van overleving, het voorspellen van overleving en het evalueren van psychologische interventies voor patiënten met somatische aandoeningen.
  • Kwaliteit-van-levenvragenlijsten kunnen in de medische praktijk gebruikt worden om de communicatie tussen arts en patiënt te bevorderen.
  • Uitdagingen van onderzoek naar kwaliteit van leven zijn onder andere de ontwikkeling van vragenlijsten voor etnische subpopulaties en het bepalen van de klinische relevantie van kwaliteit-van-levengegevens.
E.F. Taminiau-Bloem, M. Locadia, M.A.G. Sprangers

Communicatie en professioneel gedrag

Voorwerk
19 Communicatie van arts en patiënt
Samenvatting
  • Kenmerken van de arts-patiëntcommunicatie zijn: er is sprake van een omschreven doel en van persoonlijke afstand, een verschil in afhankelijkheid en leiding, tijdsdruk en een organisatorisch en hiërarchisch kader.
  • Communicatieve doelen of taken van de arts zijn: contact leggen en een relatie onderhouden, informatie verzamelen, informatie geven, tot een beslissing komen, bevorderen van aan ziekte en behandeling gerelateerd gedrag, emoties hanteren.
  • In ieder medisch gesprek is het essentieel om het uiteindelijke doel helder te krijgen: waarvoor dient dit gesprek? Op dit doel kan de structuur van het gesprek worden afgestemd.
  • Patiënten zijn verschillend en zullen in de communicatie met de arts dan ook deels een verschillende aanpak behoeven.
J.C.J.M. de Haes, L.C. Zandbelt, L.M.L. Ong
20 Lastige gesprekken in de medische praktijk
Samenvatting
  • We spreken van ‘lastige’ gesprekken in de medische praktijk wanneer een arts het lastig vindt om met een specifieke situatie om te gaan. De arts neemt bij zichzelf een gevoel van onbehagen of ergernis waar en heeft het gevoel de regie over het gesprek kwijt te raken.
  • Lastige situaties kunnen ontstaan door verschillende factoren. Deze kunnen te maken hebben met de ziekte of aandoening van de patiënt, stressreacties bij de arts en/of patiënt, discrepanties in verwachtingen, verstoorde samenwerking, de situationele factoren, of een combinatie van deze factoren.
  • Patiëntgerichte communicatie en aandacht voor emoties in het gesprek kunnen lastige situaties grotendeels voorkomen. Echter, soms lopen de emoties en de spanning zo hoog op dat de inhoudelijke voortgang van het gesprek wordt belemmerd of stagneert. Interveniëren is dan noodzakelijk.
  • Een interventie kan bestaan uit exploreren, begrenzen of een combinatie van beide.
  • Iedere lastige gesprekssituatie in de medische praktijk is uniek. Desalniettemin kan een vaste procedure gevolgd worden om een lastige gesprekssituatie in goede banen te leiden.
  • De kerngedachte hierbij is dat de arts tijdig het ontstaan van een lastige situatie signaleert, diagnosticeert en aan de hand daarvan kiest voor een passende reactie.
  • Medisch-psychologische inzichten helpen om factoren en patronen te herkennen die het gedrag van de patiënt kunnen verklaren. Zelfkennis en professionele reflectie van de arts zorgen voor herkenning van de eigen reactiepatronen en valkuilen.
S.C.M. van Esch, J.J.S. van de Kreeke, A.M.D. Nooteboom
21 Communicatie over ethische kwesties in de medische praktijk
Samenvatting
  • Een ethische kwestie in de medische praktijk is aan een aantal aspecten te herkennen, waarvan de belangrijkste zijn: de tragiek van de situatie, de sterke emoties verbonden met persoonlijke waarden en de noodzaak verantwoording af te leggen over de genomen beslissing.
  • Morele counseling is de gesprekswijze die dokters kunnen volgen om ethische kwesties met hun patiënten te bespreken. Meestal gaat het bij morele counseling om het begeleiden van de patiënt bij een morele beslissing. Uitdaging voor de arts is om in het consult voldoende aandacht aan die begeleiding te besteden, en tegelijkertijd oog te houden voor de andere doelen die in het medisch consult moeten worden bereikt.
  • Moreel beraad is de methode om ethische kwesties met collega’s in interdisciplinair verband te kunnen bespreken. Er zijn verschillende soorten stappenplannen voor moreel beraad in gebruik, maar bij alle vormen van moreel beraad staat de definiëring van het morele probleem centraal.
  • Morele reflectie kan medische professionals helpen meer inzicht te verkrijgen in hun eigen morele opvattingen die het beroepsfunctioneren beïnvloeden. Methoden voor morele reflectie kunnen zowel individueel als in groepsverband, met collega’s onderling, worden toegepast.
M.C.B. van Zwieten
22 Omgaan met taal- en cultuurverschillen
Samenvatting
  • Ruim 10% van de Nederlandse bevolking is van niet-westerse allochtone herkomst. Artsen krijgen in toenemende mate te maken met allochtone patiënten.
  • In contacten met allochtone patiënten kunnen taal- en cultuurverschillen een rol spelen. Aandachtspunten zijn: 1) verschillen in perspectief van arts en allochtone patiënt op ziekte en gezondheid, 2) andere verwachtingen van allochtone patiënten over de Nederlandse gezondheidszorg, vaak gebaseerd op ervaringen met de gezondheidszorg in het land van herkomst, die niet aansluiten bij verwachtingen van de arts, 3) een lage Nederlandse taalvaardigheid.
  • Niet elk probleem in het contact met allochtone patiënten berust op culturele verschillen. Het gevaar van culturaliseren bestaat, waarbij de patiënt op voorhand wordt beoordeeld op diens culturele achtergrond en andere verklaringen, interpretaties of diagnosen ten onrechte uitgesloten worden.
  • Iedere arts behoort te beschikken over culturele competenties, dat wil zeggen: kennis, attitudes en vaardigheden die nodig zijn voor goede kwaliteit van zorg voor alle patiënten in een (etnisch) diverse populatie.
J.L. Suurmond, M.C. Seeleman, M.L. Essink-Bot, K. Stronks
23 Professioneel gedrag
Samenvatting
  • Onder professioneel gedrag wordt verstaan: observeerbaar gedrag waarin de normen en waarden van de beroepsuitoefening zichtbaar zijn. Professioneel gedrag komt tot uitdrukking in woord, gedrag en uiterlijk en is van groot belang voor het basisvertrouwen dat een patiënt in een beroepsbeoefenaar moet kunnen stellen.
  • De kenmerken van professioneel gedrag kunnen worden onderverdeeld naar drie dimensies: omgaan met werk, omgaan met anderen en omgaan met zichzelf.
  • Het ontwikkelen van professioneel gedrag is een groeiproces. Het beroep arts brengt met zich mee het vervullen van een zevental rollen. ‘Being in role’ betekent dat de arts deze rollen adequaat vervult.
  • Professioneel gedrag is te ontwikkelen door het eigen functioneren voortdurend te spiegelen aan de professionele (werk- en leer)omgeving. Dit betekent dat het vragen en krijgen van feedback en het kunnen reflecteren hierop tot de kern van het verwerven van professioneel gedrag behoort.
  • Het leren en toetsen van professioneel gedrag betreft iedereen en niet alleen de ‘onprofessioneel’ werkende individuen. Ook personen die adequaat functioneren dienen ‘beloond’ te worden met feedback over wat goed gaat en (nog) beter kan.
  • Het verkrijgen van professioneel gedrag is een ontwikkeltraject. De student is ‘leerling’ in dit proces. Fouten maken is toegestaan. De nadruk ligt op feedback ten behoeve van de (professionele) groei van de student. Pas als blijkt dat na vele inspanningen een gewenste groei niet optreedt, kunnen (onvoldoende) beoordelingen uiteindelijk leiden tot het blokkeren van de studievoortgang.
M.J. Heineman, M. Fabriek, S.J. van Luijk, R.L. Hulsman
Nawerk
Meer informatie
Titel
Medische psychologie
Redacteuren
Prof. dr. A.A. Kaptein
Prof. dr. J.B. Prins
Dr. E.H. Collette
Dr. R.L. Hulsman
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-7820-3
Print ISBN
978-90-313-7819-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7820-3