Skip to main content
Top

2014 | Boek

Sociale psychologie en praktijkproblemen

Van probleem naar oplossing

Auteurs: Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Het toepassen van theorieën: een stappenplan
Samenvatting
Om maximaal effectief te zijn, moet de aanpak van sociale en maatschappelijke problemen idealiter gebaseerd zijn op gedegen theorie en onderzoek uit de sociale psychologie. Om te komen tot een goed onderbouwde interventie, moet een interventionist de volgende stappen doorlopen:
  • van probleem naar probleemstelling;
  • van probleemstelling naar verklaringen;
  • van verklaringen naar procesmodel;
  • van procesmodel naar interventieprogramma;
  • van interventieprogramma naar uitvoering, evaluatie en bijstelling.
Elk van deze stappen kent eigen valkuilen en problemen. Om deze op te lossen of te voorkomen, dient de interventionist een kritische en flexibele houding aan te nemen.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
2. Van probleem naar probleemstelling
Samenvatting
Om te komen tot een probleemstelling, moet antwoord gevonden worden op de volgende zes vragen.
1.
Wat is het probleem? Zorg ervoor dat de kern van het probleem wordt beschreven.
 
2.
Waarom is het een probleem? Beschrijf de gevolgen van het probleem en de manier waarop dit zich uit. Ga, indien daarover iets bekend is, ook in op de ontstaansgeschiedenis: wanneer deed het probleem zich voor het eerst voor? En wat gebeurde er daarna?
 
3.
Voor wie is het een probleem? Beschrijf welke partijen erbij betrokken zijn. Geef ook aan of het probleem voor alle betrokkenen inderdaad een probleem is, en zo ja of het om hetzelfde soort probleem gaat.
 
4.
Wat is de doelgroep? Beschrijf de groep mensen van wie gedrag, affectieve reactie of attitude veranderd dient te worden.
 
5.
Wat zijn de mogelijke oorzaken en achtergronden van het probleem? Beschrijf mogelijke distale en directe factoren die van invloed zijn. Welk proces lijkt aan het probleem vooraf te gaan?
 
6.
Is er sprake van een toegepast, specifiek, sociaalpsychologisch en beïnvloedbaar probleem?
  • In hoeverre is er sprake van een toegepast probleem waarvoor een interventie gevonden moet worden? Formuleer naast een waarom- ook een hoe-vraag:
  • In hoeverre is er sprake van een specifiek probleem? Beschrijf de specifieke gedragingen, attituden en affectieve reacties bij een aanwijsbare groep mensen.
  • In hoeverre is er sprake van een sociaalpsychologisch probleem? Laat zien waarom het in dit geval gaat om een vorm van sociale invloed en/of sociale interacties binnen een groep of tussen individuen.
  • In hoeverre is er sprake van een beïnvloedbaar probleem? Beschrijf de haalbaarheid van interventies.
 
De antwoorden op deze zes vragen kunnen worden verkregen door literatuuronderzoek, een globale verkenning van de wetenschappelijke literatuur, het voeren van verkennende interviews en het uitvoeren van observaties.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
3. Van probleemstelling naar verklaringen
Samenvatting
Om te komen tot een set bruikbare verklaringen voor een probleem, dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
  • Formuleer de eindvariabele in termen van gedrag, affectieve reactie of attitude. Zorg ervoor dat de eindvariabele relevant is voor het aan te pakken probleem, specifiek geformuleerd wordt en bij voorkeur continu van aard is.
  • Verzamel met behulp van verschillende methoden zoveel mogelijk relevante verklaringen voor het probleem (divergente fase). Gebruik daarvoor vrije associatie, probleemassociatie, conceptassociatie, perspectiefwisseling, het waarom-interview, (zelf)observaties en sociaalpsychologische theorieën. Volg bij het zoeken naar verklaringen gebaseerd op sociaalpsychologische theorieën de volgende strategieën: onderwerpgebonden strategie, conceptuele strategie en algemene theoretische strategie.
  • Selecteer de verklaringen die elkaar niet overlappen en die relevant, valide en plausibel zijn.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
4. Van verklaringen naar procesmodel
Samenvatting
Stel een procesmodel op aan de hand van de volgende zes richtlijnen.
  • Maak een lijst van geselecteerde verklaringen.
  • Formuleer de geselecteerde verklaringen in termen van factoren. Er is sprake van een factor als deze sociaalpsychologisch, specifiek en (waar mogelijk) continu van aard is en als het gaat om een affectieve reactie, attitude of vorm van gedrag.
  • Maak een procesmodel van de eindvariabele en de factoren die deze direct beïnvloeden. Zet op papier: de eindvariabele helemaal rechts, de directe factoren die deze beïnvloeden net links daarvoor, en pijlen tussen de directe factoren en de eindvariabele met daarbij een plus- of minteken.
  • Breid het procesmodel uit met distale factoren. Redeneer verder achteruit vanuit elke directe factor en voeg, per directe factor, distale factoren toe. Zet pijlen tussen de verschillende factoren, met daarbij een plus-, min- of vraagteken. Zet een pijl tussen een factor en een pijl, als er sprake is van een versterkend (+) of verzwakkend (-) effect.
  • Verbind losse processen met elkaar. Verbind de factoren uit de losse processen (ketens) van het procesmodel met elkaar, als dat aan de orde is. Er ontstaat dan een samenhangend procesmodel. Zijn er weinig verbindingen tussen de losse processen in het procesmodel, kijk dan goed of je je niet beter kunt richten op een van de processen in het model, om dat verder uit te werken.
  • Check het procesmodel en beantwoord de volgende vragen. Zitten er nog grote gaten tussen de directe factoren en de eindvariabele? In hoeverre is er sprake van meerdere losstaande processen? Bestaat het procesmodel uit niet meer dan tien factoren? Bestaat de keten achter de eindvariabele uit niet meer dan drie niveaus?
Toets vervolgens de empirische houdbaarheid van het procesmodel door, voor de verschillende verbanden in het procesmodel, bewijs te zoeken in de onderzoeksliteratuur (bestaand onderzoek) en door zelf onderzoek te doen naar een of meer verbanden in het procesmodel.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
5. Van procesmodel naar interventieprogramma
Samenvatting
Met behulp van een balanstabel kiest de interventionist de factoren uit het procesmodel die het meest beïnvloedbaar lijken en die tegelijkertijd het sterkste effect lijken uit te oefenen. Dit zijn de factoren die hij wil gaan beïnvloeden met zijn interventieprogramma.
Vervolgens bekijkt hij hoe deze factoren het beste beïnvloed kunnen worden. Om de interventie vorm te kunnen geven zal hij moeten kiezen voor een of meer kanalen en methoden. Betreft het kanaal de manier waarop de doelgroep bereikt wordt (bijvoorbeeld via televisie of een folder), de methode heeft betrekking op de wijze waarop de verandering wordt bewerkstelligd.
Op basis van deze keuze wordt vervolgens een interventieprogramma gebouwd, waarbij de uitdaging is ervoor te zorgen dat de interventies die worden ontwikkeld goed blijven aansluiten bij de factoren uit en de ideeën achter het procesmodel.
Alvorens het interventieprogramma uit te voeren, doet de interventionist er goed aan (delen van) het interventieprogramma voor te testen. Voortesten kan twee doelen hebben: nagaan of de interventie wel ontvangen wordt door leden van de doelgroep en nagaan of de interventie effectief zal zijn. Een interventionist die dit doel nastreeft, zal een pilotonderzoek moeten doen in de vorm van een experiment.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
6. Van interventieprogramma naar uitvoering en evaluatie
Samenvatting
Een optimale implementatie vind plaats als een interventionist, samen met zoveel mogelijk uitvoerders, de volgende fasen weet te doorlopen van het diffusiemodel: de verspreidingsfase, adoptiefase, implementatiefase en voortzettingsfase. Alleen dan kan een zo groot mogelijk deel van de doelgroep worden bereikt.
Het geven van duidelijke informatie over onder andere belang en hetgeen er precies wordt verwacht van de uitvoerders, is daarbij van cruciaal belang. Gebeurt dit te weinig, dan kan er weerstand ontstaan. Beoogde uitvoerders haken dan af en de interventie wordt gebrekkig of onvolledig geïmplementeerd.
Om het implementatieproces voldoende op gang te brengen, is het belangrijk dat er een duidelijk implementatieplan komt. In dit plan staan de implementatiedoelen voor elke uitvoerder apart voor elke fase van het diffusiemodel. Daaraan gekoppeld worden actieplannen en deadlines vastgesteld.
Al tijdens de uitvoering vindt er een vorm van evaluatie plaats: procesevaluatie. Daarbij wordt zorgvuldig bekeken hoe het staat met de kwaliteit van de uitvoering. De effectevaluatie vindt plaats nadat de interventie is uitgevoerd en gaat na in hoeverre de interventie het beoogde effect heeft gehad. Ten slotte moet er een kosteneffectiviteitsevaluatie plaatsvinden, waarij de kosten van het interventieprogramma worden afgewogen tegen de baten ervan.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
7. Antwoorden bij de opdrachten
Samenvatting
In dit hoofdstuk vindt u de antwoorden bij de opdrachten die achter elk hoofdstuk zijn geplaatst. De antwoorden zijn per hoofdstuk gegroepeerd.
Abraham P. Buunk, Pieternel Dijkstra
Nawerk
Meer informatie
Titel
Sociale psychologie en praktijkproblemen
Auteurs
Abraham P. Buunk
Pieternel Dijkstra
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-0409-7
Print ISBN
978-90-368-0408-0
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0409-7