Skip to main content
Top

2001 | Boek

Onderzoek van het bewegingsapparaat

Fysische diagnostiek in de algemene praktijk

Auteurs: Dr. A. N. de Wolf, dr. J. M. A. Mens

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Aandoeningen van het bewegingsapparaat komen in de algemene praktijk veel voor. De klachten kunnen voor de patiënt behoorlijk hinderlijk zijn, ze blijven vaak langdurig bestaan en kunnen tot arbeidsongeschiktheid leiden.

Deze uitgave biedt fysiotherapeuten en artsen aanknopingspunten voor het systematiseren van lichamelijk onderzoek. Elk hoofdstuk is aan één gewricht gewijd en heeft dezelfde uniforme indeling: anatomie, anamnese, inspectie, functieonderzoek, interpretatie van het functieonderzoek en enkele veel voorkomende aandoeningen. Het laatste hoofdstuk bevat een aantal foto"s waarop is uitgebeeld welke structuren te lokaliseren zijn aan de hand van palpatoire oriëntatiepunten.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
Samenvatting
Wanneer een patiënt Klachten (voornamelijk pijnklachten) presenteert die worden beïnvloed door houding en/of beweging, Is de kans groot dat deze Klachten hun oorsprong vinden in het bewegingsapparaat. Er zijn echter ook aandoeningen bulten het bewegingsapparaat die klachten veroorzaken in de nek, de rug of de extremiteiten (pijn tussen de schouderbladen bij ziekten van de galwegen, pijn in de arm bij angina pectoris). Soms worden klachten die hun oorzaak vinden buiten de bewegingsorganen, ook nog door houding en/of beweging beïnvloed: liespijn bij een hernia inguinalis, longaandoeningen die pijn veroorzaken bij bewegingen van de nek of de thorax. In de meeste gevallen staan bij dergelijke aandoeningen andere, begeleidende symptomen op de voorgrond, zodat de arts wel op het juiste spoor komt, maar soms kan verwarring ontstaan. Omgekeerd kan een patiënt duidelljke klachten In nek, rug of extremiteiten hebben, waarbij het bewegingsonderzoek geen afwijkingen toont. In dat geval moeten wij bedacht zijn op (soms ernstige) aandoeningen buiten het bewegingsapparaat.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
2. PRINCIPES VAN DE FYSISCHE DIAGNOSTIEK
Samenvatting
Pijn is het meest op de voorgrond staande symptoom bij aandoeningen van het bewegingsapparaat. Perifere, oppervlakkige letsels (zoals een snijwond in een vingertop) veroorzaken zeer lokale pijnklachten. Meer centraal of diep gelegen afwijkingen geven aanleiding tot pijn die door de patiënt veel minder nauwkeurig kan worden gelokaliseerd. Soms straalt die pijn uit naar een gebied dat ver verwijderd is van het oorzakelijke letsel: pijn in de arm bij cardiale ischemie, pijn tussen de schouderbladen bij galsteenlijden, pijn in de knie bij coxartrose. Kennelijk is bij de pijngewaarwording vaak sprake van ‘verkeerde pijnprojectie’. Die projeetie blijkt vrijwel altijd segmentaal plaats te vinden. Dat wil zeggen dat de pijn wordt gevoeld in het dermatoom dat overeenkomt met het segment waaruit de aangedane structuur embryonaal is ontstaan. Het is niet toevallig dat veel verschillende schouderaandoeningen in hetzelfde gebied pijn veroorzaken, namelijk in de bovenarm (deltoideusgebied) of zelfs in de gehele arm. Dit huidgebied komt overeen met het dermatoom C5, terwijl de schouder ook vrijwel geheel vanuit het segment C5 is aangelegd. Op thoracaal niveau liggen de dermatomen, myotomen en sclerotomen redelijk bij elkaar in de buurt. Bij de uitgroei van de extremiteiten ontstaat echter een grote onderlinge verplaatsing. Een goed voorbeeld is het segment C8: dit omvat onder andere de achtste cervicale zenuwwortel met het bijbehorende deel van het centrale zenuwstelsel, als myotoom spieren van de duim en als dermatoom de huid van de vierde en vijfde vinger.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
3. DE SCHOUDER
Samenvatting
De grote beweeglijkheid van de arm ten opzichte van de romp Is niet alleen te danken aan het eigenlijke schoudergewricht (het glenohumerale gewricht). Er vinden ook bewegingen plaats in het acromioclaviculaire (a.c.) gewricht, het sternoclaviculaire (s.c.) gewricht en de bovenste costosternale en costovertebrale gewrichten. Daarnaast is een vrije beweeglijkheid van de scapula ten opzichte van de achterste thoraxwand een voorwaarde voor normaal bewegen (fig. 3-1).
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
4. DE ELLEBOOG
Samenvatting
Aandoeningen in en rond het eilebooggewricht veroorzaken in het algemeen tamelijk lokale klachten. Veel minder dan bij schouderklachten is er sprake van referred pain (zie hoofdstuk 2). De plaats waar de pijn wordt aangegeven (rond de laterale of mediale epicondylus, in de fossa cubiti, rond het olecranon, ‘binnenin’) komt meestal goed overeen met de lokalisatie van het letsel.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
5. POLS EN HAND
Samenvatting
Klachten van pols en hand kunnen in de meerderheid van de gevallen binnen de eerstelijnsgeneeskunde worden behandeld, mits de huisarts zieh enkele diagnostische en therapeutische vaardigheden eigen maakt.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
6. DE HEUP
Samenvatting
Aandoeningen in en rond het heupgewricht kunnen pijn veroorzaken in de liesstreek, in de bilstreek en het gebied rond het trochanter major. De pijn kan uitstralen in het been. Evenals bij aandoeningen van de schouder is hier vaak sprake van referred pain. Omgekeerd kan referred pain in het genoemde gebied afkomstig zijn van andere dan de eigenlijke heupstructuren: de lumbosacrale wervelkolom en de sacroiliacale gewrichten, maar ook inwendige organen in de buik en het kleine bekken. Figuur 6-1 toont dat in het bil-, heupen liesgebied veel elkaar overlappende dermatomen samenkomen. De diagnostiek van heupklachten is dan ook vaak moeilijk.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
7. DE HEUP
Samenvatting
Aangezien knieproblemen voor een belangrijk deel worden veroorzaakt door traumata, maken we in dit hoofdstuk onderscheid tussen de knieproblemen die direct na een trauma ontstaan en de overige knieproblemen.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
8. ENKEL EN VOET
Samenvatting
De indeling van dit hoofdstuk komt overeen met die van het vorige hoofdstuk. Na enkele anatomische aspecten wordt eerst aandacht besteed aan het acute enkeltrauma. De overige aandoeningen van enkel en voet worden besproken aan de hand van de plaats waar de patiënt klachten aangeeft.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
9. DE WERVELKOLOM: INLEIDING
Samenvatting
De wervelkolom is opgebouwd uit zeven cervicale, twaalf thoracale en vijf lumbale wervels, het sacrum en het os coccygis. Het sacrum articuleert lateraal met de twee bekkenhelften In de sacro-iliacale gewrichten. De architectuur van de wervels toont vanaf de tweede halswervel tot aan het sacrum slechts graduele verschillen. De wervels bestaan uit een min of meer rond wervellichaam met een vlakke bovenen onderzijde.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
10. DE CERVICALE WERVELKOLOM
Samenvatting
De bouw van de eerste twee halswervels wijkt duidelijk af van de bouw van de overige wervels (fig. 10-1). Tussen de schedel en de atlas (C0-C1) en tussen atlas en draaier (C1-C2) bevindt zich geen discus. Aan de bovenzijde van C1 bevinden zich twee grote, gootvormige gewrichtskommen, in voorachterwaartse richting. De achterhoofdknobbels bewegen hierin bij het ‘jaknikken’.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
11. DE THORACALE WERVELKOLOM
Samenvatting
Vergeleken met de rest van de wervelkolom zijn aandoeningen van de thoracale wervelkolom betrekkelijk zeldzaam. Meer dan op andere niveaus is het van belang aandoeningen van inwendige organen bij de differentiële diagnostiek te betrekken. Sterker nog: men mag stellen dat een pijnoorzaak in de thoracale wervelkolom pas moet worden overwogen indien aandoeningen van Intrathoracale organen zijn uitgesloten.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
12. DE LUMBOSACRALE WERVELKOLOM
Samenvatting
Van alle klachten van het bewegings-apparaat zijn lage-rugklachten het meest voorkomend en het moeilijkst te interpreteren. In de meeste gevallen kan geen speeifiek anatomisch substraat worden aangetoond.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
13. PALPATIE
Samenvatting
Wanneer met behulp van het in de voorgaande hoofdstukken beschreven functieonderzoek de plaats van de aandoening is vastgesteld (of liever: de vermoedelijk beschadigde structuur is gevonden), kan het soms nuttig zijn de betreffende structuur te palperen. Dat is bijvoorbeeld het geval indien een zeer lokale behandeling zal wordt toegepast. Per gewricht wordt een aantal richtlijnen gegeven om bepaalde oriëntatiepunten te vinden. Met behulp daarvan kunnen ook andere structuren worden gelokaliseerd. Op de foto’s (fig. 13-1 t/m 13-8) Is getracht dit visueel weer te geven. De tekeningen op de huid vormen de projectie van daaronder liggende structuren.
A. N. de Wolf, J. M. A. Mens
Nawerk
Meer informatie
Titel
Onderzoek van het bewegingsapparaat
Auteurs
Dr. A. N. de Wolf
dr. J. M. A. Mens
Copyright
2001
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-7023-8
Print ISBN
978-90-313-3297-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7023-8