Samenvatting
Angststoornissen zijn internaliserende stoornissen. Vooral het kind zelf heeft er last van en ‘lijdt vaak in stilte’ (Rigter, 2002). Angststoornissen zijn in de psychiatrie ook bij kinderen en adolescenten de meest voorkomende aandoeningen (Rapee e.a., 2007). Bijna 20 procent van alle Nederlanders heeft er in zijn of haar leven last van. Onder jeugdigen komt het ongeveer bij 10 procent voor en onder kinderen bij ongeveer 5 procent (Boer, 2004). Angststoornissn zijn vrijwel net zo persistent als gedragsstoornissen of ADHD (Verhulst, 2006) en zonder behandeling kunnen deze klachten uitmonden in een ernstige depressie (Utens, 2007). Ze komen vaker voor bij meisjes en dan met name in de adolescentie (Verhulst, 2006). Er is een grote overlap tussen angststoornissen bij ouders en kinderen (Bögels, 2006). Overigens is de validiteit ervan als op zichzelf staande stoornissen reeds vanaf de DSM-III uit 1980 onderwerp van discussie. De meeste kinderen en jeugdigen met een angststoornis hebben daarnaast nog een of meer angststoornissen (Treffers & Siebelink, 2006).